[Gysius, Johannes of Ghysius]
GYSIUS (Johannes) of Ghysius, geb. te Oostende, waar zijn vader Jan destijds predikant was. Febr. 1581 ging deze naar Ierseke, maar op verzoek van zijn oude gemeente keerde hij nog 't zelfde jaar tot haar terug; niet onmogelijk is hij dezelfde, die blijkens het Martelarenboek van van Haemstede (uitgave Doesburg 1883) 890 b, 891 a, b, naar Sandwich is uitgeweken en vandaar in 1573 naar Vlaanderen teruggekeerd voor den predikdienst onder het kruis, gevangen genomen, maar op voorspraak van zijn broeder Willem Gys, procureur van het Hof van Vlaanderen, vrijgesproken; en evenzeer identiek met den ‘Jean Ghys, fils de Pierre d'Hazebrouck,’ die voorkomt op een lijst van ‘comptes de confiscations’ (25 Apr. 1566 - 1 Jan. 1570); Joannes overl. 1652 te Streefkerk, waar hij in 1610 als proponent in predikdienst was getreden. 7 Mei liet hij zich te Leiden als litterarisch student inschrijven. Dat hij toen, zooals 't album academicum opgeeft, 17 jaar oud was, kan intusschen niet waar zijn. Zijn vader stierf in Juli 1584 (vgl. J.H. Hessels, Eccl. Lond. Bat. Arch. (Cantabr. 1897) III, index) en Johannes moet dus bepaald ouder zijn geweest. Zijn moeder Francyntje Hackis of Haclis hertrouwde 27 Juni 1587 te Leiden met Karel van den Broeck, predikant te Renesse (I kol. 466). Gysius was een ijverig beoefenaar van de studie der vaderlandsche geschiedenis. Behalve een uitgaaf van het martelaarsboek, veel verbeterd bij de voorafgaande, en daarom vooral belangrijk, omdat zij voor het eerst sedert 1565 weer den naam van den oorspronkelijken auteur Adriaen Cornsz. van Haemstede vermeldt: Historie der Martelaren ... door J(ohannes)
G(ysius) O(stendanus) (Dordr. 1657) - niet onwaarschijnlijk zijn ook reeds de sedert 1633 verschenen en van de initialen J(ohannes) S(treefkerkensis) voorziene edities van hem - schreef hij in 1616 de anoniem en zonder vermelding van plaats uitgegeven Oorsprong en voortgang der Nederlandsche beroerten en ellendicheden, dat vooral was ontleend aan Bor, van Meteren, Meursius' Rerum Belgicarum L. IV en Baudartius' Morghenwecker, maar blijkens het verhaal der gevangenis van Montigny, dat elders zoo uitvoerig niet gevonden wordt, toch ook zelfstandig werk vertegenwoordigt. In 1619 verscheen het in latijnsche vertaling: Origo et historia tumultuum belgicorum (Lugd. Bat.), vermeerderd met een nieuwen druk van het in 1573 reeds voor 't eerst uitgegeven werk van Ernestus Eremundus, Historia tragica de furoribus Gallicis etc.; terwijl het tevens later nog door verschillende andere schrijvers werd verkort of nagevolgd. Zoo in Warachtige Beschrijvinghe ende Levendige Afbeeldinghe vande ... Barbarische Tyrannye ... in de Nederlanden (z. plts. 1621) en in Spieghel der Spaensche tyranny in Nederlant (Amst. 1638), het tot in de 18e eeuw algemeen bij het onderwijs gebruikte geschiedenisboek. Niet onwaarschijnlijk is van zijn hand ook Monster der Roomschen Afgoderije ... door Sijmeon Ruytinck, nu voor het tweede mael tot dienst dezer Nederlanden uytgegeven, vermeerdert ende verbetert ((Leyden 1623), door J(ohannes?) O(stendanus?). Wellicht evenzeer Schriftuerlijcke onderwijsinghe in de leere vande Goddelycke Predestinatie. Eertijds in
Hoochduytsch beschr. door ... Wilhelmum Zepperum ... alsnu wt den Latijne ... overgheset door J.G.O. (Rott. 1612) (Pamflet Tiele no. 1040). Meer dan door deze werken heeft hij zich echter