[Graeff, Lenaert Jansz. de]
GRAEFF (Lenaert Jansz. de), zoon van Jan (1) (kol. 501), overl. vóór 1578; trouwde met Griet Jansdr. Duivens. Hij en zijn broeders Dirk en Jacob waren onder de 70 aanzienlijke en vermogende Amsterdammers, van wie de zoogenaamde doleantie uitging in October 1564, het beklag, waarin aan de landvoogdes werd gevraagd om herstel van vele misbruiken in de samenstelling en het bestuur van de regeering en rechtspraak der stad. Hij dreef een ijzerhandel in het huis ‘de Keyser’ op het Damrak. In 1567 was hij onder de tegenstanders van het bewind met Adriaan Pauw, Boelens en anderen, die te zijnen huize vergaderden en ten stadhuize gingen protesteeren tegen het voornemen van burgemeesters om den graaf van Megen met zijn troepen in de stad te laten. Gesteund door een groot deel van de burgerij, werd Brederode in Maart van dit jaar tot kapiteingeneraal van de stad benoemd en Lenaert Jansz. kwam aan het hoofd van een nieuw gevormd vendel van 400 burgers. Als echter reeds in de volgende maand Brederode weer vertrekt, en de spaansche veldheer Noircarmes een zwaar garnizoen in Amsterdam brengt, wordt Lenaert Jansz. uit zijn post ontzet. In Augustus, bij de komst van Alva, is hij onder de velen, die de stad verlaten, als de regeering fel optreedt tegen allen, die zij verdenkt van gezindheid tegen den spaanschen koning. Met zijn tweede vrouw Griet Hendriksdr. Rooclaas komt hij in het register der fugitieven voor. Met Adriaan Pauw, Pieter Schaep en Dirk Quinting werd hij in December voor den Raad van Beroerte gedaagd en werden zijn goederen ter confiscatie aangewezen. Doch hij schijnt met al zijn have vertrokken te zijn. Een familieoverlevering vermeldt, dat hij naar Brugge zou zijn vertrokken en van daar uit naar Engeland,
waar hem met andere uitgewekenen het verblijf