[Graeff, Dirck Jansz. de]
GRAEFF (Dirck Jansz. de), 1529 - 25 Juli 1589, was de derde en meest bekende zoon van Jan Pietersz. (kol. 501). Ook hij schijnt in het vaderlijk huis ‘de Keyser’ op het Damrak den ijzerhandel gedreven te hebben. Hij was eerst gehuwd met Agniet Pietersdr. van Neck sedert 1557. Bekend onder de voornaamste gereformeerden, week hij in 1568 met vrouw en kinderen uit de stad en ging naar Embden. Op de lijst der ‘fugitieven’ komt hij echter niet voor. Vóór zijn vlucht maakte hij zijn geheele vermogen te gelde, nam o.a. bij zijn broeder Jacob renten op zijn huis en zond al zijn geld, een som van 60000 gl., in twee ijzeren kisten naar zijn vriend Jan Jacobsz. Huydecoper, die zich reeds in Embden had gevestigd. In 1576 vinden wij hem met zijn vrouw in Utrecht, waar beiden hun testament maken voor den notaris Dirck Jansz. van Woerden. In September daarop overleed zijn vrouw te Embden. Reeds in December van hetzelfde jaar is hij wederom te Utrecht, waar hij met Pieter Bicker, in de plaats van Hendrik van Comhuyzen, een commissie krijgt van wege de Generale Staten, om een leening te sluiten tot een som van 600000 gl. in de Nederlanden, in Oostland, Hamburg en Bremen. Niet veel later schijnt hij zich in Hoorn gevestigd te hebben, doch bij de alteratie van de regeering in Mei 1578 is hij in Amsterdam, wordt vroedschap en weldra burgemeester. In den zomer van 1580 vestigde hij zich te Haarlem, kwam echter het volgende jaar weer terug, doch onttrok zich aan alle regeeringsdiensten en verkreeg van de vroedschap een besluit of acte van belofte, dat hij buiten de electie zou blijven. Hij schijnt intusschen lid van de vroedschap te zijn gebleven, was sedert een voornaam reeder en bij de vaart van meer dan 100 schepen
geinteresseerd, dreef vooral zouthandel op Portugal en is in het cohier van de personeele quotisatie van 1584 de hoogst aangeslagene. Hij kocht o.a. veel land in de buurt van Voorschoten en in 1581 ook de hofstede Vredenhof aldaar, door de Spanjaarden grootendeels verwoest; de herbouwing, door hem aangevangen, werd door zijn zoon Jan Dirksz. voltooid. Als regent van het Burgerweeshuis, gaf hij bij gelegenheid van het huwelijk van zijn dochter Weyntje met Jacob Boelens, op 10 Jan. 1584 een ‘publicque maeltijd’, zoowel aan de weeskinderen als aan de verpleegden in het Dolhuis, Oude mannen- en vrouwengasthuis en aan die van het Leprozenhuis. Hij hertrouwde kort daarna met Teuwt Jansdr. Cat, bij wie hij geen kinderen naliet. Hij overleed 1589 en werd 25 Juli in de Oude Kerk begraven.
Zijn bij zijn familie nog bewaard anoniem geschilderd portret is gegraveerd door J. Houbraken.
Behalve genoemde dochter Weyntje, overleefden hem drie zoons uit zijn eerste huwelijk: Jacob (kol. 498); Jan Dirksz. Graeff, die ongehuwd in 1627 overleed op Vredenhof in het Hofland bij Voorschoten; en Pieter Dirksz. Graeff 1573-1645, die in 1613 een reis maakte door Palestina en daar vele heilige plaatsen bezocht. Hij kocht in 1620 de heerlijkheid Engelenburg onder Herwijnen. Hij woonde op de Fluweelenburgwal en stierf ongehuwd.
Zie: Literatuur bij Pieter de Graeff (kol. 502 vlg.).
Veder