[Gorkom, Gerrit van]
GORKOM (Gerrit van), geb. 30 Aug. 1833 te Zutfen, waar zijne ouders Gerrit van Gorkom en Anna Margaretha van der Veen, dertien en veertien jaren later reeds overleden; gest. 14 Jan. 1905 te 's Gravenhage. Opgevoed ten huize van bloedverwanten te Borculo, weldra onder leiding van zijn broeder Evert, litt. hum. cand. te Utrecht, werd hij na staatsexamen in 1851 student aldaar. Reeds in 1856 verwierf hij den graad van doctor in de godgeleerdheid op een proefschrift de Johanne Coccejo, sacri codicis interprete. Het volgende jaar werd hij predikant te Eemnes-binnen, in 1861 te Leiden, in 1868 te Amsterdam. De heftige beroering in de ned.-herv. Kerk deed hem, die wel strijdvaardig maar niet strijdlustig was, in 1875 die Kerk verlaten en een beroep aannemen bij de remonstrantsche gemeente in de hoofdstad, waar hij 22 jaren werkzaam bleef. In 1897 werd hij emeritus.
Zijne echtgenoote Cornelia Adriana Johanna Jansen, met wie hij in 1857 huwde, stierf reeds na eenige maanden. Twee jaren later hertrouwde hij met Sara Jacoba Suzanna Carolina Laan.
Hij behoorde tot de voorstanders der moderne richting, wist in een voortreffelijken stijl de uitkomsten der wetenschap te populariseeren, betoonde zich een meester in de polemiek tegen de orthodoxie rechts en de vrijdenkerij links. Het voornaamste daarvan is te vinden in Los en Vast, welk tijdschrift hij met H. de Veer redigeerde van 1868-1874. Zijne 67 opstellen zijn gedeeltelijk van polemischen, grootendeels van letterkundigen aard. Bovenal was van Gorkom een uitnemend spreker, zoowel op den kansel als op de tribune en in gezelschap.