G.
[Galtus, Germer]
GALTUS (Germer), overl. April 1646, was orgelmaker, die documenteel sinds 1634 samengewerkt had met zijn vader Galtus Germersz. (zie kol. 468) en na diens overlijden in 1636 of 1637 het bedrijf alleen voortzette; denkelijk bleef hij in Amersfoort wonen. Hij werkte aan, herstelde of stelde nieuw verscheidene orgels: 1637 Hooglandsche kerk Leiden (Gregoir, Historique de la facture et der facteurs d'orgue 43, 132), 1640 hervormde kerk Monnikendam (Hess, Dispositien 57); 1641 Hofkapel 's Gravenhage (Souvenir du troisième centenaire de l' Eglise wallonne de la Haye 1891, 54); 1643 St. Pieterskerk Leiden (van 't Kruys, Dispositien 34); c. 1645 Nieuwe Kerk (klein orgel) Amsterdam (Hess t.a. p. 8); aan zijn verplichting aangegaan bij contract van 28 Dec. 1645 een nieuw groot orgel te bouwen in de Nieuwe Kerk te Amsterdam (Amsterdamsch Jaarboekje 1897 19), heeft hij geen uitvoering meer kunnen geven. Zijn hoofdwerk was het groote orgel in de Sint Laurenskerk te Alkmaar, waarover hij 25 Oct. 1638 contracteerde. Door dit orgel kreeg hij denkelijk relatie met Descartes, die toen te Egmond was, en met Ban te Haarlem; zeker had hij verbinding met Constantijn Huygens, wat aanleiding gaf, dat hij in de orgels te 's Gravenhage en te Alkmaar door het aanbrengen van een tweeden halven toon (subsemitoon) boven de gewone halve toonsverhoogingen in de klaviatuur een practische oplossing poogde te geven aan het muziekstelsel door Descartes en Ban in theorie ontwikkeld. Ook wordt hem wel toegekend de uitvinding, althans het eerste in practijk brengen van de vox humana (vgl. Const. Huygens Gebruyk of ongebruyck van 't orgel (1641) 46; (1659 [1660]) 41 en Seidel,
Het orgel en deszelfs zamenstel vert. d.S. Meyer (1845) 173). De mogelijkheid daartoe is geenszins buiten gesloten. Een critische reconstructie van het geen fragmentarisch van zijn werk nog over is te Alkmaar en te Leiden, getoetst aan de hem betreffende archivalia, geeft een zeer hoogen dunk van zijn kennis en kunst. Aan de waarneming ontsnapt, welk aandeel hij genomen heeft aan het bedrijf tijdens het leven van zijn vader; wat hij gedaan moet hebben in de 8 of 9 jaar, die hij alleen werkte, wettigt de veronderstelling, dat door hem tot volkomenheid is gebracht de echt-nederlandsche orgelbouwschool die, door zijn opvolgers in het bedrijf gehandhaafd, in de achttiende eeuw overvleugeld en verdrongen is door de door Duitschers geïmporteerde begrippen. Een paar keer wordt hij genoemd bij