vergezelde den kolonel van Rijneveld, die als chef van 't wapen der artillerie in O.-I. bij dat leger was overgegaan, als adjudant. Reeds 't volgend jaar werd hij daar tot 1en luit. benoemd (1849) en bleef adjudant tot zijn bevordering tot kapitein (1853). In 1855 werd bij adjoint bij den Generalen Staf, onder den toenmaligen legercommandant ridder de Stuers. Flugi werd naar de Lampongsche Districten gezonden om een aanstaande expeditie daarheen voor te bereiden, welke expeditie hij in 1856 als chef van den staf onder kolonel Waleson meemaakte. Bij die gelegenheid werd hij benoemd tot ridder M.W.O. 4e kl. Na in 1858 tot majoor te zijn bevorderd, was hij achtereenvolgens als luitenant-kolonel en kolonel, in 1857 sous-chef en in 1860 chef van den Gen. Staf onder de generaals van Swieten en Schimpf. Van het vertrek van generaal Andresen af, in April 1869, tot 1 Juli d.a.v. stond Flugi aan 't hoofd van 't departement. Bij de benoeming van den nieuwen legercommandant, luit.-generaal Kroesen, werd Flugi belast met het bevel over de 2e militaire afd. op Java. Spoedig hierop nam hij zijn pensioen (1870)
In Nederland teruggekeerd vestigde hij zich eerst te Nieuweroord als directeur eener veenderij, vervolgens te Deventer, waar hij lid van den gemeenteraad was, en ten slotte te 's Gravenhage, in welke laatste plaats hij als administrateur der nederl. Bell-Telefoon-Maatsch. eenige jaren met grooten ijver en toewijding zijn taak vervulde.
20 Nov. 1850 huwde hij te Batavia met Johanna Wilhelmina Penning Nieuwland, geb. te Soerabaja 19 Aug. 1828, overl. te 's Gravenhage 4 Febr. 1908, dochter van den generaal majoor Isac Marinus en van Anna Margaretha Frederica Rennsdorf.
Zie: G.A. de Lange, Eene bladzijde uit de gesch. van het legerbestuur in Ned. Indië in Tijdschr. voor N.-I. Maart 1897; Necrologie: Dgbl. voor Z.-H. en 's Grav. Nov. 1899; Wapenheraut III (1899) 152; Navorscher XLIX (1899) 171; uit familiepapieren aangevuld.
Regt