notaris. Hij was ook zaakgelastigde van hertog Philips van Bourgondië, later van Karel V, wat hem een machtigen invloed aan de Curie gaf en misschien niet weinig heeft bijgedragen tot de pauskeuze van Adriaan VI (9 Januari 1522). Deze benoemde hem in Augustus 1522 tot dataris, d.w.z. hoofd der Datarie, welke allerlei gunsten en voorrechten, met name kerkelijke beneficies, heeft uit te reiken. Ook het bisdom Tortosa, dat Adriaan had opengelaten, werd 11 Maart 1523 aan Enckevoirt verleend. Tijdgenooten prezen hem als: ‘de helft van Adriaan's hart en ziel’; deze noemde hem openlijk zijn ‘ouden en besten vriend’, die natuurlijk in alles met raad en daad ter zijde stond. Toen Adriaan zijn einde voelde naderen, riep hij voor het laatst de kardinalen bij zich, om hun mede te deelen, dat hij Enckevoirt tot kardinaal wilde benoemen. Niet zonder hun tegenzin bracht de paus - vier dagen vóór zijn dood - dit besluit ten uitvoer: 10 Sept. 1523 werd Enckevoirt verheven tot kardinaal-priester van Sint Johannes en Paulus, welken titel ook Adriaan had gevoerd; hij is de éénige kardinaal, dien de nederlandsche paus benoemd heeft. Ook was hij diens executeur; als zoodanig liet hij in de nationale kerk van S. Maria dell'Anima een prachtig grafmonument oprichten, waar 11 Augustus 1533 Adriaan's stoffelijk overschot plechtig werd bijgezet.
Bij den beruchten ‘Sacco di Roma’ (1527) werd Enckevoirt's paleis geplunderd en gebrandschat voor een waarde van 150,000 dukaten. Maar zijn groot vermogen leed hierdoor geen onherstelbaren schok. Want Enckevoirt had als dataris zeer aanzienlijke inkomsten, waarbij nog kwam de opbrengst der ruim 20 beneficies, welke hij in en bij de Nederlanden bezat, o.a. het aartsdiakonaat van Kempenland, de proosdijen van Oudmunster te Utrecht, van Tongeren en van Sint-Rombout te Mechelen, de dekanij van Sint-Jan te 's Hertogenbosch, kanonikaten in O.L. Vrouw te Antwerpen, Sint-Servaas te Maastricht, Dom en Sint-Jan te Utrecht enz. Bovendien werd hem 1 October 1529, toen niet buiten zijn toedoen de verwereldlijking van het Sticht door den paus goedgekeurd was, ook het door den afstand van Hendrik van Beieren openstaande bisdom Utrecht verleend. Maar evenmin als Tortosa bestuurde hij dit zelf. Van het bisdom Utrecht nam hij 24 Juli 1530 bezit door zijn neef Dr. Michaël van Enckevoirt als procurator; tot vicaris-generaal stelde hij Jacob Uteneng (kol. 439) aan; als wijbisschop liet hij den karmeliet Laurentius Hartog benoemen. Verder heeft de kardinaal zich nauwelijks om het bisdom Utrecht bekommerd, maar zich tevreden gesteld met deszelfs inkomsten van 2000 Carolus-gulden.
Van hebzucht, door zooveel opbrengsten naar zich toe te halen, kan Enckevoirt dus moeilijk worden vrijgepleit. Tot zijne verontschuldiging diene, dat destijds met pauselijke dispensatie verreweg de meeste Curie-beambten zoo deden, sommigen nog heel wat erger; dat E. te goeder trouw zoo handelde; vooral eindelijk, dat hij van zijn rijke imkomsten een onbaatzuchtig en edelmoedig gebruik maakte. Als dataris en bovendien als vertrouwde raadsman van Karel V - dien hij 22 Februari 1530, twee dagen vóór de plechtige kroning in Sint-Petronius te Bologna, daar in de stadhuiskapel het hoofd zalven mocht - was Enckevoirt een der voornaamste kardinalen. Toch leefde hij zeer eenvoudig. Voor goede werken toonde hij zich evenwel zeer mild. Te Mierlo stichtte hij reeds in 1506 eene vicarie aan het altaar van Sint-Jan den Dooper. Aan het Anima-hospitium schonk hij in