[Du Monceau, Jean François graaf]
DU MONCEAU (Jean François graaf), geb. te Brussel 1 Maart 1790, overl. te 's Gravenhage 1 Maart 1884, was de zoon van Joannes Baptista Du M. en van Anna Maria Apolonia Colinet (I kol. 761). 30 Maart 1809 werd hij tegelijk met zijn vader als Hollander erkend.
19 Oct. 1799 trad hij als kanonnier volontair in bataafschen dienst bij het 4e bataljon artillerie te Groningen, en 25 Juni 1805, dus op 15-jarigen leeftijd, werd hij benoemd tot 2en luitenant bij het regiment bataafsche dragonders, in welke betrekking hij deel uitmaakte van den staf van zijn vader, die in dat jaar de bataafsche divisie in den veldtocht in Duitschland en Oostenrijk aanvoerde. Het volgende jaar behoorde hij tot het detachement garde-huzaren bij het noorderleger dat, onder de bevelen van koning Lodewijk, eerst stelling had moeten nemen bij Wesel, om deelen van het pruisische leger te binden, en den pruisischen opperbevelhebber in het onzekere te laten omtrent Napoleon's plannen, en dat, na den slag bij Jena, Munster, Hessen-Kassel, Osnabrück en Hannover moest bezetten. 6 Nov. 1806 verdiende hij voor het eerst zijn sporen tegenover den vijand in eene charge tegen het gedeeltelijk uitgerukte garnizoen van Hameln in de nabijheid van die vesting. Bij de inlijving van Holland bij het fransche keizerrijk ging het hollandsche regiment garde-huzaren over bij de fransche keizerlijke garde onder den naam van 2de regiment gardelanciers, met welk korps Du M. als ritmeester den veldtocht van 1812 in Rusland medemaakte. Nadat dit regiment aldaar als het ware vernietigd was geworden, werd Du M. benoemd tot eskadronschef bij het 5e regiment jagers te paard, hetwelk destijds in Spanje dienst deed, van waar hij in het eerste halfjaar van 1813 in een marsch van 66 dagen twee eskadrons, samengesteld uit recruten en enkele oud-gedienden naar het oorlogstooneel in Duitschland voerde. Onderweg had hij zijn troep in die mate geoefend, dat hij dien in de beste orde en in zeer bruikbaren toestand 10 Juli 1813 te Leipzig afleverde. In 1814 onderscheidde hij zich zoodanig
- o.a. 2 Jan. bij Remagen, waar hij aan het hoofd van 50 jagers een kanon heroverde, en 23 Febr. bij Troyes, waar hij de voorste was, die op eene vijandelijke batterij losstormde - dat hem nog tijdens den veldtocht, 18 Maart 1814, op een veld, waar hij dienzelfden morgen blijken van moed en beleid gegeven had, in de nabijheid van Léchelle (oostwaarts van Provins) het kruis van het Legioen van eer werd uitgereikt. Na den eersten troonsafstand van Napoleon bleef hij in franschen dienst, dien hij eerst 9 Nov. 1815 op zijn verzoek met eervol ontslag verliet.
In Nederland teruggekeerd, werd hij eerst 19 Febr. 1819 in actieven dienst gesteld bij het nederlandsche leger, doch in één rang lager, - als majoor bij het regiment huzaren no. 6 - dan hij 't laatst in het fransche leger bekleed had (luitenant-kolonel). Dit heeft intusschen niet verhinderd, dat hij in nederlandschen dienst tot den hoogsten rang, dien van luitenant-generaal en inspecteur der cavalerie (8 Sept. 1852) is opgeklommen, en dat hem de hoogste onderscheidingen zijn toegekend.
Uit dit gedeelte van zijn diensttijd valt nog te vermelden, dat hij - 10 Aug. 1827 benoemd tot adjudant van den Prins van Oranje - dien prins als zoodanig 1 Sept. 1830 vergezelde, toen