[Douslagher De Daventria, Johannes]
DOUSLAGHER DE DAVENTRIA (Johannes), Dousleger, Dewslegher, geb. te Deventer, waar het geslacht Douslagher reeds in de oudste cameraars-rekeningen voorkomt, en overl. in 1485. Na wetenschappelijke vorming, o.a. genoten te Keulen, waar hij in 1449 geïmmatriculeerd werd, verwierf hij den titel van magister en doctor in de rechten. Kanunnik te Deventer en in de kerk van St. Plechelmus te Oldenzaal, is hij in 1461 en 1462 procurator causarum aan de curie te Rome. Toen de decanie van St. Plechelmus door den dood van Gerardus ten Bosse was opengevallen, richtte hij zich bij suppliek van 23 Sept. 1472 tot Sixtus IV om met deze waardigheid te worden bekleed. Hij was toen kapelaan van Oliverius Carafa, kardinaal-priester van S. Eusebius. De paus willigde het verzoek in. Dit belette echter niet, dat dezelfde decanie weldra aan een ander werd geschonken. Het daarover te Rome gevoerde proces leidde tot erkenning der oudere rechten van Douslagher. Zijn teleurgestelde mededinger wendde zich 28 Jan. 1473 bij suppliek tot den Paus om eene uitkeering van tien rijnsche guldens uit de opbrengst der decanij, wat Sixtus IV inwilligde.
Zie: Keussen, Matrikel der Univ. Köln I, 392; Archief Aartsb. Utrecht XV, 145 en 364; G. Brom, Archivalia in Italië I, nos. 1424, 1427. 1428 en 1433.
van Kuyk