kring zijn kennis ten beste gevende. Zoo hield hij er in ‘Felix Meritis’, zijn bekende voordrachten over geschiedenis, die zeer druk bezocht werden en door Elise Haighton in het licht werden gegeven onder den titel Voorlezingen over geschiedenis van Dr. W. Doorenbos, 4 dln. (1872-75). Ook schreef hij hier veel in het Weekblad de Amsterdammer (meestal onder de initialen O.P.), in Onze Tolk, in de Portefeuille en in de Amstelbode (gewoonlijk met Dixi onderteekend). Het was tijdens zijn verblijf te Amsterdam dat van Doorenbos de bezielende invloed is uitgegaan op de letterkundige generatie van 1880, aan 't hoofd waarvan Willem Kloos, Albert Verwey, Jacques Perk en Frank van der Goes stonden.
Op ruim 60-jarigen leeftijd gepensionneerd, begaf Doorenbos zich in 1881 met zijn gezin naar lxelles bij Brussel, waar hij veel is blijven werken, doch van waar hij na eenige jaren naar den Haag terugkeerde, opnieuw de vruchten zijner studie aan den Ned. Spectator e.a. geschriften ten beste gevende.
Doorenbos was een man van buitengewone talenten, ervaren in oude en nieuwe letteren als weinigen. Zij, die hem gekend hebben in de bruisende kracht van zijn leven, zullen niet licht dien geestigen kop met zijn fijne gelaatstrekken en gloedvolle oogen vergeten. Bescheiden in zijn optreden, was hij een vijand van aanmatiging en uitwendig vertoon, een vriend van al wat waar was, eenvoudig en echt. Van zijn geschriften noemen wij hier nog: Het doel van het gymnasiaal onderwijs (1854); Petrarca, de profeet van het humanisme (1860); Handleiding tot de geschiedenis der letterkunde, vooral van den nieuweren tijd, 2 dln. (1869-71; 2de dr. 1882) en Pieter Cornelisz. Hooft, een feestrede uitgesproken bij gelegenheid van Hooft's 300sten verjaardag (1881).
Zie: Ned. Spect. 1906, 57 en de levensschets van Elise Haighton in dien jaarg. bl. 108, 113, 121, 129 en 137; ook de schets van F. van der Goes in Woord en Beeld 1901, 136, ter begeleiding van het bekende mooie portret van D. door Haverman.
Zuidema