zich door de vrijmoedige woorden, die hij den bisschop van Luik toevoegde. Gelukkig hielden de opgestane luiksche geestelijken het tegen de straffen des kardinaals niet uit en werd de vrede drie maanden later geteekend. De reis van den kardinaal ging verder nog naar Brussel, Keulen en Mainz. Of de kartuizer hem ook op deze verdere reis heeft vergezeld, is niet uit te maken.
Hoe lang het samenzijn van Cusa en Dionysius eigenlijk geduurd heeft, valt niet met zekerheid te zeggen; zeker niet langer dan eenige maanden. Dan scheidden beide groote mannen voor het leven; hunne briefwisseling, ten deele bewaard, getuigt van hun innige vriendschap.
Had Dionysius zich ook al voorgesteld, thans weer de zoetheid van het contemplatief leven te zullen smaken, zijne benoeming tot rector van een nieuw, te 's Hertogenbosch op te richten klooster, moet die verwachting bitter hebben te leur gesteld. Hier was alles te doen. Het terrein, aanvankelijk bij schenking aan de kartuizers afgestaan, bleek ongeschikt; men vond een ander, dat evenwel zoo moerassig was, dat slechts met de grootste moeite de grond voor het bouwen gereed gemaakt kon worden; huisraad, voedsel, alles moest door bedelen worden verkregen. Ten slotte bleek ook het laatste terrein onbruikbaar en juist toen Dionysius door een visioen, naar hij zelf verhaalt, de plaats had geschouwd, waar God het nieuwe klooster wilde hebben, werd hij van gebrek en ellende ziek. Zelfs zijn ijzersterk gestel, zijn hoofd van staal, zijn maag van brons, zooals hijzelf schertsend zeide, konden tegen zulke ontberingen niet op. Hij vroeg en kreeg verlof terug te keeren naar zijn geliefd Roermond. Hier sleet hij de laatste jaren zijns levens in gebed. Merkwaardig einde van zijn loopbaan als schrijver, tevens symbool van zijne oprechte vroomheid: zijn laatste werk schreef hij over de overweging: de Meditatione. Hij werd te Roermond begraven.
Een overzicht van Dionysius' werk te geven, staat gelijk met een boek te schrijven. We moeten daar derhalve van afzien. Overigens zal men in de aangehaalde litteratuur, vooral bij Mougel volledige inlichting aantreffen. Hier is het voldoende, te wijzen op de hoofdgroepen der door hem geschreven tractaten. Zeven werken schreef hij over exegese, waaronder een commentaar op de geheele H. Schrift, van Genesis tot Openbaring. Zes philosofische traktaten stelde hij op, waarvan drie niet tot ons zijn gekomen. Negentien werken handelen over theologie en canoniek recht, waarvan er twee verloren zijn gegaan en waartoe behooren de drie merkwaardige boeken over paus en concilie, die Dionysius doen kennen als aanhanger der gematigde conciliaire theorie. Van tien polemische geschriften, waaronder die tegen de Mohammedanen en de simonie, hebben wij er nog acht. Twee van de veertien liturgische werken zijn nog niet teruggevonden. Drie en dertig traktaten schreef hij over ascese, vijf er van zijn nog niet ontdekt. Men kan verder nog vijf en twintig parenetische en sociologische werken noemen, waarvan er vijf, dertien werken over monastiek, waarvan er twee en zeven varia waarvan er vier verloren zijn gegaan, om niet te spreken van de dubia. We volstaan met samen te vatten: van Dionysius hebben wij 109 geschriften over; 25 zijn er nog niet teruggevonden, 6 zijn er twijfelachtig.
De volledige uitgave zijner werken werd door de Kartuizers in 1896 begonnen en is thans nog niet voltooid; 14 deelen verschenen te Montreuil s.M. (Monstrolii), 25 te Doornik ter drukkerij van de kartuizerkloosters aldaar.