Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 344]
| |
aantoonen, heeft zich naam verworven in onze koloniale geschiedenis. De Raad van Indië benoemde hem 31 Aug. 1657 tot opperhoofd van Masilupatam in plaats van den ontrouwen Cornelis van Quaelbergen, onder wien hij tot dusverre gestaan had. Ook zijn beheer gaf evenwel aanleiding om hem 30 April 1659 ter verantwoording te roepen voor den Raad van Justitie te Batavia. Voorloopig kreeg hij geen nieuwe aanstelling, doch vergezelde in 1661 den commissaris van Goens op zijn reis naar Palleacatte, Palicol en Masilupatam. In 1663 werd hij benoemd tot commandeur van Cochin (Kotschi), dat kort geleden op de Portugeezen veroverd was, om onder den gouverneur van Ceylon het oppergezag aldaar te bekleeden. Vooral de peperhandel was hier van het grootste belang en het gelukte hem in 1664 met de vorsten van Teckencour (Travankur) en Berckencour (Bangakur) een contract te sluiten, waarbij aan de Nederlanders de geheele peperhandel aldaar werd toegestaan met uitsluiting van ieder ander. Zie: Daghregister 1656/58, 242; 1659, 83; 1661, 345 vlg.; 1663, 226 vlg.; 1664, 178 vlg. Moquette |
|