Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 302]
| |
om als commandeur over de jachten ‘Arnhem’ en ‘Pera’ een onderzoekingstocht te doen naar de Key- en Aroe-eil., alsmede naar N. Guinea. Hij sloot een verdrag met de bewoners der Aroeeil., die daarmede ons gezag erkenden en vervolgde zijne koers naar N. Guinea, waar hij 16 Febr. de sneeuwbergen ontdekte en daarna, langs de zuidwestkust koersende, waar de kapitein van de ‘Arnhem’ Dirks Meliszn. met 9 man door de inboorlingen vermoord werden, den Westhoek van het (later zoo genoemde) Prins Frederik. Hendrik-eil. als Valsche Kaap verkende, maar, geen doortocht (in Straat Torres) ontdekkende, in de Carpentariabaai terecht kwam en hier de eerste ontdekkingen deed. Half Mei van daar terugkeerende, voer hij andermaal naar de Z.W. kust van N.-Guinea, zonder Straat Torres op te merken en van daar naar de Key-eil., waar hij eveneens ons gezag vestigde. Het origineel van de door hem vervaardigde kaart van dien tocht berust in het Algemeen Rijksarchief. In 1626 zeilde C. met de vloot van H. van Speult naar de Roode Zee en vertoefde 2 maanden op Mokka. In Oct. 1627 vertrok hij met 3 rijke Surattevaarders naar Europa, waar hij in den zomer van het volgende jaar in Nederland aankwam, en de bewindhebbers hem voor zijne goede diensten beloonden. Sedert vertrok hij weder naar Indië en 31 Juli 1631 werd hij op last der hooge regeering aldaar naar Formosa met eenige jachten gezonden. In Augs. 1632 zeilde hij met den commandeur P. Vlack naar Suratte, Perzië enz. In Mrt. 1633 begaf hij zich met de ‘Utrecht’ en 3 andere schepen bezuiden Mozambique en 23 Juni 1633 verscheen hij weder in de Perzische golf. In 1634 leverde hij aan den gouv.-gen. H. Brouwer een beschrijving van Mokka enz., op het schip Utrecht 19 Febr. van dit jaar voltooid. Toen C. met de vloot van P. Vlack andermaal in Nederland was teruggekomen werd hem op zijn verzoek bij resolutie van Sept. 1635 zijn ontslag verleend, onder toekenning van een belooning van 400 gld. Zie: L.C.D. van Dijk, Twee tochten naar de Golf van Carpentaria in Mededeelingen uit het O.I. archief I (Amst. 1850); J.E. Heeres, het Aandeel der Nederlanders in de ontdekking van Australië (Leiden 1899); P.A. Leupe, Jan Carstenszn. in Bijdragen T.L. en V. II (1859) 43-46; id., De reizen der Nederlanders naar het Zuidland (Amst. 1868); id., De reizen der Nederlanders naar N.-Guinea en de Papoesche eil. in Bijdr. T.L. en V. X (1875); de Zuidkust van N.-Guinea in Indische Gids XXIV: 1 (1902) 210; de Moordenaars en de Doodslagersrivier op N.-Guinea in Tijdschrift K. Ned. Aardr. Genootsch. (2) XXV (1908) 579-580; de Z.W.N. Guinea-Exp. 1904/05. Mulert |
|