[Carpentier, Mr. Roeland de (2)]
CARPENTIER (Mr. Roeland de) (2), geb. 31 Dec. 1620 te Dordrecht, gest. ald. 26 April 1670; zoon van Pieter (hiervoor). Hij studeerde te Leiden (Album Stud. Acad. Lugd. Bat. 14 Juni 1639), maakte daarna een reis, waarop hij Rome bezocht (1644). In 1650 werd hij lid van den Oud-Raad te Dordrecht, waar hij verder eenige malen schepen enz. was; ook komt hij voor als gedeputeerde ter dagvaart; dan werd hij in 1666 bewindhebber der West-Indische Compagnie, kamer van Dordrecht. Van zijne politieke houding geldt hetzelfde als van die van zijn vader (z. ald.). Hij had belangstelling voor letterkunde en was zelf in zijn tijd een bekend latijnsch dichter. Balen noemt hem als ‘school- en boekeryverzorger’, nl. van de latijnsche school en de stadsbibliotheek in zijne geboorteplaats. In 1648 verscheen van hem te Rotterdam eene vertaling van Bentivoglio onder den titel van: Verhaelboecken, vertaelt en uyt-gegeven door R. de Carpentier. In hetzelfde jaar bezorgde hij eene uitgave van: de Historie van het Leven en Sterven van heer Johan van Oldenbarnevelt. Hij was driemaal gehuwd en had verscheidene kinderen, waarover zie Balen.
Zie de bronnen als bij Pieter de Carpentier. Verder nog: van der Aa, Woordenboek van Nederlandsche Dichters, i.v., en Fruin, Verspr. Geschriften VII, 470 vlg.
Japikse