C.
[Caland, Frederik]
CALAND (Frederik), geb. 5 Jan. 1832 te Hoofdplaat in Zeeuwsch-Vlaanderen, overl. te 's Gravenhage 23 Mei 1905, zoon van Marinus Caland en Anna Catharina Jenneken van Ruyven. Na onder leiding van zijn oom A. Caland werkzaam te zijn geweest aan de bureaux van den Waterstaat in Zeeland, trad hij in 1871 in dienst bij den spoorweg Terneuzen-Mechelen en was stationschef te Axel, St. Gillis en Clinge; tevens was hij archivaris van Hulst. In 1880 vestigde hij zich in den Haag ter wille van particulier genealogisch-heraldisch onderzoek; sedert 1885 was hij verbonden aan het Algemeen Rijksarchief, sedert 1891 als adjunct-commies; in 1900 verkreeg hij eervol ontslag met den persoonlijken titel van commies. Zijn wetenschappelijk werk betreft vooral de geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen en verder in het algemeen de genealogie en heraldiek van een ontelbaar getal nederlandsche geslachten. Zijn studiën staan verspreid in allerlei periodieken; afzonderlijk verscheen De Hervormde Gemeente van Sas van Gent ('s Grav. 1904).
Zie: J. de Hullu in Levensb. Lett. 1906, 1 vlg.; Mbl. Ned. Leeuw XXIII, 179 vlg.
Brugmans