tessen van het Walenweeshuis te Amsterdam in een groot en zeer goed stuk, dat nog ter plaatse hangt. Voor den Schouwburg te Amsterdam heeft hij een aantal tooneelschermen geschilderd, waarvan de Hofzaal door C. Philips Jz. in plaat gebracht is. Het meest is hij echter bekend door de tallooze illustraties, die hij voor den boekhandel teekende en die door verschillende graveurs gereproduceerd zijn, o.a. door R. Vinkeles zijn illustraties voor Wagenaar's Vaderl. Historie en voor Kok's Vaderl. Woordenboek, door N. van der Meer Jr. voor Gellerts Fabelen en Vertelsels en door L. Portman voor Stuart, Geschiedenis der Romeinen. Ook zelf heeft hij eenige verdienstelijke etsen en zwarte-kunstprenten gemaakt, en ten slotte vele oude schilderijen in aquarel gecopieerd. In 1755 was hij te Mijdrecht gaan wonen, waar
hij weldra schepen werd. Van daaruit leverde hij in 1756 een allegorisch schoorsteenstuk voor het stadhuis te Utrecht (thans in het museum Hoogeland daar ter stede). In 1760 woonde hij weer te Amsterdam. Hij werd er leeraar aan de stadsteekenacademie, en in 1768 directeur, en heeft er in 1767 en 1769 redevoeringen gehouden die in druk verschenen zijn. Hij is tweemaal getrouwd geweest. Zijn in 1745 geboren zoon en leerling Cornelis Buys was gesproten uit het eerste huwelijk. Teekeningen van zijn hand komen zeer veel voor. Bijzonder fraai is een reeks van de twaalf maanden voorgesteld in volksvermaken, in het bezit van den heer P. Smidt van Gelder en in facsimile uitgegeven door het Kon. Oudheidk. Genootschap te Amsterdam. P. Tanjé en J.E. Marcus hebben zijn portret gegraveerd.
Zie: v. Gool II, 372, 373; v. Eynden en v.d. Willigen II, 85-88; De twaalf maanden. Teekeningen van Jac. Buys, met eenige aanteekeningen door E.W. Moes (Amsterdam 1908).
Moes