[Busche, Herman van den]
BUSCHE (Herman van den), of Busch, lat. Buschius, geb. 1468 op den Sassenburg in Westfalen, overl. 1534 te Dulmen (Westf.). Hij was van adellijk geslacht, werd reeds jong voor de studie bestemd en naar Munster gezonden waar hij onder leiding van Rud. von Langen kwam. Op diens raad studeerde hij vervolgens te Deventer onder Hegius, die hem verder naar Agricola in Heidelberg zond. Hij werd een vurig aanhanger van de humanistische ideeën; in zijn sympathieën werd hij gesterkt door eene reis, die hij in 1496 op v. Langen's aanraden naar Italië maakte. Hij bleef daar vijf jaren. In zijn vaderland teruggekeerd werd hij het type van den ‘humanistischen Wanderlehrer’: in tal van scholen en universiteiten in Duitschland vertoefde hij korteren of langeren tijd, doceerde, prees de humanistische idealen aan, en kwam, zooals hem meermalen gebeurde, in heftig conflict met de officieele wetenschap. Herhaaldelijk en geruimen tijd was hij in Keulen; zijne betrekkingen tot de universiteit daar zijn echter meer vriendschappelijk geweest dan ze gewoonlijk worden voorgesteld. In den Reuchlinschen strijd behoorde hij aanvankelijk tot R.'s tegenstanders; ná 1513 veranderde dit en koos hij de partij der humanisten; in dat jaar hield hij zijne befaamde rede (Sermo) ter keulsche Synode, over de ‘contemptus litterarum et impietas’ van den clerus. Als volgeling en bewonderaar van Hutten werd hij steeds meer een voorstander van de zaak der letteren en die der reformatie; ook schijnt hij op zijne vele zwerftochten in het geheim de politiek te hebben gediend. Van 1526-33 was hij hoogleeraar te Marburg; dáár trouwde hij en werd hem een zoon geboren. Zijn laatste levensjaar sleet hij in
afzondering op zijne familiegoederen.
In Nederland heeft B. vertoefd in de jaren 1515 en 16, toen hij aan de latijnsche school te Alkmaar voorlezingen hield tijdens het rectoraat van Murmellius, op wien hij een latijnsch gedicht schreef. Die school was toen op het toppunt van haar bloei.
B. was een humanist van beteekenis en maakte goede, hoewel, naar den aard des tijds, gezwollen latijnsche verzen. Erasmus en Melanchton schatten hem hoog; de eerste deed zijn best B.'s onstuimigen aard te beteugelen; zijn humanistisch hoofdwerk Vallum humanitatis is onder Erasmus' invloed verzacht. Later brak hij met Erasmus, mede ten gevolge van diens verschil met Hutten. Hij was een trouw aanhanger van Luther en een beslist tegenstander van het Anabaptisme. In 1533 disputeerde hij te Munster met den Anab. Rothmann; zijn teruggetrokken levenseinde zal mede een gevolg zijn geweest van zijne smart over den loop der anabaptistische woelingen. Zijne levenswijs schijnt in zijne jongere jaren eenigszins aan den lossen kant te zijn geweest; toch is er geen reden om zich daarvan al te donkere voorstellingen te maken.
Hij droeg den bijnaam Pasiphilus (allervriend? Westfaler?); voor het eerst wordt hij