selen der latijnsche taal in het Jezuïeten-college te onderwijzen. In 1559 werd hij overgeplaatst naar Trier, in 1560 naar Mainz, ontving er waarschijnlijk in 1562 de priesterwijding en werd, overeenkomstig zijn verlangen, in 1564 belast met de taak te trachten in Friesland een inrichting voor onderwijs te vestigen. De gunstige verwachting, die hij over het slagen dezer onderneming koesterde, werd teleurgesteld. Ondanks de onbeperkte volmacht, die hij, door tusschenkomst van Viglius van Zuichem, van koning Philips II had verkregen, stiet hij zoowel te Leeuwarden als te Sneek op verzet van de vroedschap, zoodat de daar achtereenvolgens opgerichte scholen spoedig moesten gesloten worden. Een school te Woudsend geopend werd gedurende ruim 6 maanden slechts door één leerling bezocht. Een college te IJlst daarna opgericht liet meer voor de toekomst verwachten, toen de beeldenstorm van Dec. 1566 te Leeuwarden alle verwachtingen vernietigde.
In 1569 vertrok Br. voorgoed uit Friesland, was in 1570 een der oprichters van het Jezuïeten-college te Wilna en vestigde zich nog in hetzelfde jaar te Antwerpen, waaruit hij in 1578 door de calvinisten verbannen werd, wegens zijn weigering om de Gentsche Pacificatie te bezweren. Bij de verpleging van pestlijders werd hij zelf te Leuven door die ziekte aangetast en bezweek er aan.
Zie: W. van Nieuwenhoff, Anske Bokke Bruynsma in Het Jaarboekje van J.A. Alberdingk Thym 1903 en 1904.
Derks