enkele tijdschriften en jaarboekjes en op deze wijze kwam hij in 1824 in aanraking met den uitgever en redacteur van den Muzenalmanak, J. Immerzeel, die zijn beschermer en vriend werd. Een zeer gewaardeerd lid was hij van het genootschap ‘Door vriendschap werkzaam’ en de letterkundige maatschappij ‘Verscheidenheid en Overeenstemming’ telde hem onder hare werkzaamste leden. In 1828 verscheen zijn eerste bundel gedichten. Om zijn positie te verbeteren vertrok hij in 1842 naar Amsterdam, doch keerde in 1845 naar Rotterdam terug en wijdde zich door den nood gedrongen voortaan geheel aan de dichtkunst, die een middel van bestaan moest opleveren voor hem en zijn groot gezin. Overtalrijk zijn de gelegenheidsgedichten door hem gemaakt, doch heel weinig daarvan is in druk verschenen. Bovendien leverde hij in proza en poëzie bijdragen in allerlei tijdschriften. Onder het pseudoniem Professor Celibatarius plaatste hij menig hekeldicht in het Humoristisch Album, doch over het algemeen was zijn dichtsoort van meer gemoedelijken aard; vele gewijde, vaderlandsche en zedekundige gedichten ontvloeiden aan zijn pen; daarnaast echter toch ook menig luimig dichtstukje en vooral veel kindergedichtjes, die in zijn tijd gretig gelezen werden. Hij huwde 30 Mei 1832 te Rotterdam met Margreta van 't Hart. Zijn portret werd gegraveerd door J.H. Rennefeld.
Zie: Nagelaten en verspreide gedichten van L. v.d. Broek, met een voorrede van A. Bogaers en een levenschets van den dichter door H. Maronier (Rott. 1864), waar op bl. 13 een lijst zijner in druk verschenen dichtwerken voorkomt; Frederiks en van den Branden, Biogr. Woordenb. 118.
Moquette