[Boumeester, Jan]
BOUMEESTER (Jan), vioolmaker te Amsterdam, begraven in de Oude Zijdskapel aldaar 28 Jan. 1681, woonde in 1672 in de Oude Zijds Armsteeg aldaar, maakte documenteel violen, alten, bas-violen en gamba's. Het oudst bekende jaar zijner werkzaamheid is 1654 (Bouwsteenen III, 116). Hij werkte volgens groot patroon en gebruikte geel lak. Zijn instrumenten hebben thans nog handelswaarde voor de practijk. In Amsterdam in de 17e eeuw: Muziekleven 109 is één zijner violen afgebeeld (1689); een 5-snarige basviool uit datzelfde jaar, afkomstig uit de verz. Snoeck. is in het museum der Kön. Hochschule te Berlijn (Sammelbände der Int. Mus. Ges. III, 571). Een authentiek viooletiket uit 1667 is gefacsimileerd in Paulde Wit, Geigenzettel I (1902) no. 34; 1ste Auflage (1910) no. 35; (Bauer, Practical history of the violin (1911) pl. 5). In meest buitenlandsche werken komt hij veelal ten onrechte voor als Bremeister. Bij Fuchs, Taxe der Streich-Instrumente (1907) 173, wordt genoemd een vioolmaker Sebastiaan Boumeester te Amsterdam, in Amsterdam in de 17e eeuw (t.a. p. 107) een Grietje Boumeester, die in 1661 huwt met den vioolmaker Gerrit Menslage, omtrent welker onderlinge familierelatie geen gegevens gepubliceerd zijn.
Zie: Alg. ned. Familieblad XII (1895) 45.
Enschedé