Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 230]
| |
was de zoon van den volg. en Anna Schinckel. Na eerst onderricht genoten te hebben van zijn vader werd hij in 1624 leerling van Abr. Bloemaert. Het vroegst van hem bekende schilderij, voorstellend een boer, wiens hoofd gereinigd wordt, in het museum te Boedapest, is van 1630, toen hij stellig nog in Nederland vertoefde, maar een 1633 gedat teekening met brassende boeren, op de verk. Weigel 1889, is door hem in Rouen gemaakt. Hij was toen, vergezeld van zijn jongeren broeder Jan, op weg naar Rome, waar hij in ieder geval in 1636 reeds was, blijkens de inscripties zoowel op een teekening in het Prentenkabinet te Amsterdam, met bedeelden vóór de poort van een klooster, als op een andere, in het Prentenkabinet te Boedapest, met een kluizenaar. De kerkregisters van S. Lorenzo in Lucina wijzen hem nog tot in 1639/40 te Rome aan, waar hij geheel onder den invloed geraakte van Pieter van Laer, in wiens manier hij voorstellingen uit het volksleven schilderde, en een enkele maal ook een bijbelsche voorstelling, zooals een Doornenkroning met fakkellicht in het museum te Coblenz. Vermoedelijk in het laatst van 1639 is hij naar Venetië vertrokken, waar hij verdronk, terwijl zijn broeder daar nog vertoefde. Zijn werken komen niet veel voor. Behalve de reeds genoemde verdienen nog vermeld te worden een tandentrekker in een dorp, bij den hertog van Bedford te Londen (1634) en dergelijke stukken in de musea te Leipzig en te Mainz. Hij heeft ook eenige fraaie etsjes gemaakt, en zijn broeder Jan heeft naar hem een reeks van de Vijf zinnen geëtst. T.H. Jelgersma heeft in 1741 een zoogenaamd zelfportret van hem op 20-jarigen leeftijd, in waterverf gecopiëerd (Rijksprentenkabinet, Amsterdam). Zie: de Bie, Gulden Cabinet 156-158; Sandrart, Teutsche Academie II, 3, 312; Chronique des Arts 1895, 206; Frimmel, Blätter für Gemäldekunde I, 8-11; Bode, Sammlung Wesselhoeft 50; Bartsch, Le peintre-graveur V, 214-217; Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler, in voce. Moes |
|