[Bosch, Bernardus]
BOSCH (Bernardus), geb. te Deventer 4 Sept. 1746, gest. te Scheveningen 22 Nov. 1803. Achtereenvolgens was hij predikant te Spanbroek, Oudkarspel, Vollenhoven en Diemen. Als prediker had hij een grooten toeloop, zoodat het aantal zitplaatsen in de kerk te Diemen vermeerderd moest worden. Intusschen had hij zich als vurig patriot doen kennen, zoodat hij bij de komst der Pruisen in 1787 zijn standplaats verlaten moest en ontslag nam. Een aanbod om als hulpprediker te Neuwied bij den prins von Wied werkzaam te zijn werd door hem afgeslagen. In Mei 1790 werd hij te Poortvliet beroepen, maar wegens zijne politieke gevoelens daar als predikant niet toegelaten. In 1785 werd Bosch beroemd door de uitgave van zijn gedicht Eigenbaat, waarvan de eerste druk in enkele dagen uitverkocht was. Hij had het zonder zijn naam uitgegeven en nu verscheen in de couranten een oproeping aan den ongenoemden dichter om zich bekend te maken, daar een ‘patriottisch gezelschap’ te Amsterdam hem een gouden medaille ter waarde van veertig dukaten toegekend had. Bosch maakte zich nu bekend, maar bedankte voor de medaille. Intusschen wordt in de Beantwoording van vijf vragen (Pamfl. Knuttel no. 21124) beweerd, dat een dergelijk patriottisch gezelschap niet bestond. De geheele geschiedenis zou een truc van Bosch zijn.
Na zijn vertrek van Diemen heeft Bosch een zwervend leven geleid, terwijl hij door letterkundigen arbeid in zijn behoeften moest voorzien. Eerst vestigde hij zich te Amsterdam. Van daar verbannen ging hij naar Durgerdam en Buiksloot. Later vinden wij hem te Bergen op Zoom, waar hij een departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen oprichtte en een nieuwe uitgave van Vondel's gedichten op touw zette, welk werk echter niet voltooid is. Weer later woonde hij te Zaandam, waar hij in 1795 voorzitter der municipaliteit werd. Van hier vertrok hij opnieuw naar Amsterdam, waar hij secretaris van de algemeene wijkvergaderingen werd en waar hem in 1796 de waardigheid van representant van het Bataafsche volk opgedragen werd; twee jaar later verloor hij haar door den staatsgreep van 12 Juni 1798, welke hem de vrijheid kostte. Een paar maanden werd hij in het Huis ten Bosch gevangen gehouden. Daar hij tevergeefs moeite deed om als emeritus predikant pensioen te krijgen was hij enkel aangewezen op hetgeen zijn pen opbracht. In armoede is de man gestorven en door de zorg der haagsche vrijmetselaars in de Nieuwe Kerk begraven.
Bosch heeft heel wat geschreven; veelal gebruikte hij den dichtvorm om zijn denkbeelden kenbaar te maken. Te Leiden zijn in 1803 zijn Gedichten in drie deelen uitgegeven. Wanneer hij niet met zijn eigen naam teekende, gebruikte hij nog al eens een pseudoniem, zooals Vrijhart, maar ook Batavus. Vooral den laatsten naam gebruikte hij veel. Toch zij men voorzichtig niet alle door Batavus uitgegeven gedichten aan Bosch toe te kennen, want ook anderen gebruikten destijds dit pseudoniem. Zoo wordt aan Bosch toegekend een gedicht, onderteekend: Batavus, Nederland op het einde der achttiende eeuw (Pamflet Kn. no. 22222). Het is echter zoo goed als zeker, dat dit oranjegezinde dichtstuk niet van onzen patriot afkomstig is; men vindt het ook niet in zijn verzamelde gedichten.
Ook met journalistiek heeft Bosch zich onledig gehouden. Zoo heeft hij voor zijne rekening enkele der talrijke vervolgen uit den aanvang der negen-