[Bors, Goswijn Frans de]
BORS (Goswijn Frans de), kanunnik, geb. omstreeks 1700 te Roermond, waar zijn vader, Johan, dr. in de beide rechten en postmeester was, overl. in 1762, werd te Rome doctor in de beide rechten, en, terwijl hij nog te Rome was, tot kanunnik der Domkerk van Roermond benoemd. Bisschop Sanguessa had deze benoeming sterk bevorderd wegens bewezen diensten in zake het vicarisschap over het bisdom van 's Hertogenbosch door dezen bisschop uitgeoefend. Ondanks zijne goede hoedanigheden strekte hij den bisschop en het kapittel toch tot ongenoegen, doordat hij niet wilde resideeren en voortdurend op reis was, hetzij voor eigen genoegen, hetzij voor tijdelijke aangelegendheden, hetzij voor zijn op te richten hospitaal; de bisschop klaagde in 1738 aan graaf von Harrach, eersten minister der Gouvernante te Brussel, in scherpe bewoordingen over hem. Roermond is hem dankbaarheid verschuldigd voor het oprichten van een hospitaal voor behoeftigen en tevens van een weeshuis, waarvoor hij met zijne zuster Dorothea, religieuse in het Clarissenklooster te Roermond, zijn huis op de Markt afstond, wat hij rijkelijk met renten begiftigde doch dat hij, omdat het te klein was, met machtiging der regeering van 1 Oct. 1739, verruilen mocht voor het gouvernementshotel op het Munsterplein. Van dien tijd af bleef hij te Roermond resideeren en be-