[Blom, Abraham Herman]
BLOM (Abraham Herman), geb. 18 Jan. 1815 te Rotterdam, overl. 17 Feb. 1885 te Dordrecht, behaalde 16 Dec. 1839 te Leiden den doctorstitel met eene dissertatie: de τοῖς ἀδελϕοῖς et ταῖς ἀδελϕαῖς τοῡ Κυϱιου, werd 1 Aug. 1841 predikant te 't Woud bij Delft, 19 Oct. 1845 te Dordrecht. Om gezondheidsredenen nam hij 1 Mei 1866 zijn emeritaat. Een verzoek in 1859 om als director van het Ned. Zendelinggenootschap op te treden werd van de hand gewezen.
In tal van bijdragen, betrekking hebbende op de studie van het N.T., ten einde licht te verspreiden over het oudste Christendom, in verschillende godgeleerde tijdschriften geplaatst, betoonde hij zich als grondig schriftverklaarder een goed leerling van prof. van Hengel. Met den rotterdamschen predikant Doedes stond hij in 1859 op het tweetal voor een professoraat te Utrecht. Van 1852-1859 hield hij zich voornamelijk bezig met medewerking aan het Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijk gezin. Van zijne hand zag verder het licht De leer van het Messiasrijk bij de eerste Christenen, volgens de Handelingen; Jezus' doop en verzoeking; De Brief van Jacobus, bijdrage tot de kennis der oud-christelijke literatuur (1869). Ook werkte hij mede aan de door de Alg. Synode der Ned.-Herv. Kerk ter hand genomen vertaling van het N.T., in 1866 voltooid. Hij bewerkte o.a. het boek De Handelingen der Apostelen.
In 1842 huwde hij Suzanna Cecilia Bartha van Broek, die hem tien maanden vóór zijn overlijden ontviel.
Zie: J.P. Stricker in Levensb. Letterk. 1885, 109.
Herderscheê