museum te Gouda. Als proeve van een zijner mythologische tafereelen zij gewezen op een Diana en Actaeon van 1573 in het museum te Weenen. Hier. Wiericx, Hendr. GoItzius, Phil. GalIe, P.C. La Fargue e.a. hebben teekeningen en prenten van hem in pIaat gebracht, de laatste een groot altaarstuk van 1579 dat uit den beeldenstorm in de Maria-kerk te Utrecht gered, maar sedert 1846 op een nog niet verklaarde wijze verdwenen is. Een door hem geschilderd portret van Jac. Muys van Holy is door Sam. van Hoogstraten geëtst. Tot zijn leerlingen behoorden o.a Corn. Ketel en Michiel Jansz. Mierevelt. De laatste heeft zijn meester op diens doodsbed geschilderd; een ander portret is gegraveerd door S. Frisius voor de door Hendr. Hondius bezorgde reeks schildersportretten, en op het bovengenoemde Laatste Avondmaal in het museum te Dordrecht heeft de schilder zijn eigen beeltenis gegeven.
Zie: v. Mander (ed. 1618) 171 verso, 172 verso; Hadr. Junius, Batavia (1588) 239; P. Opmeer, Martelaars-boek II, 128; Muller, Utr. Archieven 14; Kramm, 1144; Oud- Holland V, 147, 312; Vaderlandsche Letteroefeningen 1786, II, 58-60; Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler, in voce; Hoogewerff, Ned. Schilders in Italië in de XV Ie eeuw (1912) 118-120.
Moes