[Bisschop, Cornelis]
BISSCHOP (Cornelis), schilder te Dordrecht, geb. te Dordrecht 12 Febr. 1630 en daar begr. 21 Jan. 1674, was de zoon van Jacob Dionys B. en Anneke van Beveren. Evenals zijn moeder behoorde ook zijn vrouw, Geertruyt van Botland, met wie hij 26 Oct. 1653 huwde, tot den aanzienlijken stand. Hij was leerling van Ferd. Bol en schijnt er zich voornamelijk toe bepaald te hebben houten poppen te beschilderen. Daarnevens heeft hij echter behalve portretten ook verdienstelijke genrestukken geschilderd. Zijn vermogen werd in 1667 op 2000 pond getaxeerd. Zijn vroegtijdige dood heeft het plan van den koning van Denemarken verhinderd om hem tot zijn hofschilder te benoemen. Tot zijn beste werken behoort een appelschillende vrouw (1667) in het Rijksmuseum te Amsterdam, en interessant is ook het regenten- en regentessenstuk van het Gasthuis te Dordrecht (1671) in het museum aldaar. Hij schreef zijn naam ook wel eens Busschop. In het museum te Dordrecht is zijn in 1668 gedateerd zelfportret. Van zijn elf kinderen zijn Abraham en Jacobus ook als schilder bekend geworden, terwijl drie dochters eveneens de kunst beoefend moeten hebben. Jacob van de Roer was een leerling van hem.
Zie: Houbraken II, 220-222; Monconys, Journal des voyages II (Lyon 1666) 128; Oud- Holland V, 156-159; Thieme und Becker, Allg. Lex. bild. Künstler, in voce; Martin en Moes, Oude Schilderk. in Nederl. I, 31.
Moes