[Berkel, Adriaen van]
BERKEL (Adriaen van) verliet Vlissingen in Oct. 1670 aan boord van de ‘Nassau’, schipper Cornelis Marinus, om als koopman en secretaris voor de heeren van Pere, patroons of bezitters der kolonie Berbice, de handelszaken aldaar te behartigen. Gedurende zijn 3- à 4-jarig verblijf heeft hij 4 reizen naar Essequebo gedaan tot regeling der grensscheiding tusschen Berbice en Essequebo, waarvoor de Abarykreek werd genomen. Een dier reizen deed hij geheel over zee, de drie andere evenwel van het fort Nassau in Berbice over land langs voetpaden der Indianen tot aan de Demarary en van daar in cano's die rivier af en de Essequebo op, naar het fort Kijk Overal. De beschrijving dezer landreizen vooral is zeer lezenswaard, hij was daarbij vergezeld door den predikant van Berbice, die uit liefhebberij medeging; men ziet uit zijn verhaal, over hoe geringe middelen men voor dit reizen toenmaals kon beschikken en welke ontberingen en vermoeienissen men moest lijden. Hij geeft uit het leven gegrepen beschrijvingen van de gesteldheid en de voortbrengselen van het land, de gewoonten der Indianen, de behandeling der negerslaven en de levenswijze der planters. Hij was later (van 1680-89) in Suriname als directeur eener plantage werkzaam en vertelt o.a. den moord van gouv. van Aerssen en den mislukten overval der Franschen in 1689.
Van B. is de eerste, die een beschrijving heeft gegeven van den sidderaal (Gymnotus electricus), volgens A. von Humboldt's Ansichten der Natur.
Zie: Adr. van Berkel, Amerikaansche Voyagiën, behelzende een reis na Rio de Berbice, mitsgaders een andere na de colonie van Suriname (Amst. 1693 met titelplaat van C. Luyken en 2 uitsl. platen; Hoogd. vert. Memmingen 1789); P.M. Netscher, Geschiedenis van de Koloniën Essequebo, Demarary en Berbice ('s Gravenhage 1888).
Mulert