graveerd door J. de Visscher), zoowel
ruitergevechten (Mauritshuis) als winterlandschappen (Amsterdam, Berlijn, Hermannstadt), zoowel jachttafereelen (Mauritshuis, Bridgewater House te Londen, Gal. Colonna te Rome) als haven- en strandgezichten (Wallace-Museum en Dorchester House te Londen) geschilderd. Maar verreweg zijn meeste schilderijen zijn gewijd aan het leven der herders in de Romeinsche Campagna, en hieraan vooral heeft hij zijn roem te danken, waarvan Corn. de Bie zich reeds in 1661 tot tolk gemaakt heeft. Nog zijn laatst bekende gedateerde schilderij (1681), bij den hertog van Bedford te Londen, geeft zulk een herderstafereel te zien. Zijn detailstudies van dieren, zooals een levensgroote koeienkop bij den graaf van Warwick, zijn van een groote aantrekkelijkheid. Dikwijls heeft hij in de werken van andere meesters (bv. van Willem Schellincks, Jan Both en Gerard Dou) figuren geschilderd. Evenals zijn schilderijen komen ook zijn teekeningen zeer veel voor, en terwijl hij ook nog een 60-tal zeer verdienstelijke etsen gemaakt heeft, heeft hij toch nog tijd weten te vinden om voor den boekhandel te werken, en o.a. in 1669 een titel te ontwerpen voor een bijbeluitgave (gegraveerd door Th. Matham) en een lijst om een door J. de Visscher gegraveerde wereldkaart. Zeer groot is het aantal van zijn leerlingen. Reeds in 1642, hetzelfde jaar dat hij in het gild gekomen was, worden als zoodanig Willem Romeyn, Guillaume Le Fèbre en Claes Simonsz. Schout genoemd. Van de vele anderen noem ik slechts Karel Du Jardin, Simon Du Bois (1651), Johan van Huchtenburgh, Johannes Glauber, Dirk Maas, Joh. van der Meer Jr. en Justus van Huysum (1675). Schilders als J.F. Soolmaker, Dirck van Bergen, Jan van der Bent en Michiel Carree worden wel niet als zijn. leerlingen vermeld, maar zij hebben zich zóó
beijverd hem na te volgen, dat ze desniettemin tot zijn school gerekend moeten worden. Zijn invloed heeft zich ook indirect zeer ver uitgestrekt door de tallooze prenten die al van het midden der 17de eeuw af door de voortreffelijkste graveurs, zoowel in Nederland als daar buiten, naar zijn schilderijen en teekeningen gemaakt zijn. Zijn portret is niet bekend, en die daarvoor doorgaan stellen hem niet voor.
Zie: C. de Bie, Gulden Cabinet 282; Houbraken II, 109-114; v. Eynden & v.d. Willigen I, 408-412; v.d. Willigen, Les artistes de Harlem 76, 77, 252, 253; Navorscher 1856, 9; Oud-Holland I, 157; II, 63; XI, 104; XVII, 177; H. de Winter, Beredeneerde Catalogus van alle de prenten van Nic. Berchem (Amst. 1767); Bartsch, Peintre-graveur V, 245 vlg.; Weigel, Suppl. 293; Dutuit, Manuel IV, 29 vlg.; Amsterdam in de 17de eeuw III, 151; Bode, Die Gemälde-Galerie in Schwerin 128-130; Kristeller, Kupferstich u. Holzschnitt 366; Smith, Catalogue raisonne V, IX; J. Meyer, Künstlerlexikon, in voce; Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon, in voce; Thieme u. Becker, Allg. Lex. bild. Künstler, in voce (waar zijn verblijf in Italië vermoedelijk eenige jaren te vroeg gesteld is).
Moes