[Benning, Willem Jansz.]
BENNING (Willem Jansz.) woonde te Alkmaar en overl. aldaar in het laatst van Febr. 1636. Leeghwater verhaalt, dat hij verscheidene hoofden en paalwerken te Oostende heeft gemaakt. In 1619 nam hij met zijn stadgenoot Adriaen Olbrantsen aan het maken van sluiswerken in Dantzig voor 53000 poolsche guldens. Zij vatt'en het werk met grooten ijver en veel volk aan, maar hadden met watervloeden en hooge getijden te kampen. De stadsregeering bemoedigde hen door belofte van tegemoetkoming, indien de arbeid slaagde, waarop zij nog 6 watermolens plaatsten, zoodat het hun gelukte in 4 zomerseizoenen het werk te volbrengen. Het extrawerk had hun 20000 gulden gekost, doch daarvan werd hun niet meer dan 11000 te goed gedaan. Om hun ondergang te voorkomen riepen zij de tusschenkomst in der Staten-Generaal en van Prins Maurits. De Staten-Generaal zegden 9 Mei 1624 het verzochte voorschrijven aan de stad Dantzig toe, en lazen 4 October een 26 Augustus gedagteekend antwoord, waarbij burgemeester en raad der stad, hoewel zich ongehouden achtende, verklaarden ter wille van der Staten aanbeveling nog 1000 poolsche guldens gegeven te hebben. In 1626, 27 en 44 overleden Hendrik, Augustijn en Jan Willemsz. B. vermoedelijk zonen van den aannemer.
Zie: Leeghwater, Haerlemmer-meer-boek; Resolutiën der Staten-Generaal in dato.
Bruinvis