[Barchman-Wuytiers, Arnoldus]
BARCHMAN-WUYTIERS (Arnoldus), uit een amsterdamsch geslacht geb. 10 Nov. 1591, als zoon van Cornelius en Aletta Koops, overl. te Keulen 28 Sept. 1656. Hij studeerde aanvankelijk in de rechten, behaalde den graad van licentiaat en bereisde daarna een groot deel van Europa. In 1625 trad hij te Trier in de Jezuïeten-orde. Door zijn opgewekt karakter, zijn aangenamen omgang en zijn uitgebreide talenkennis werd hij de raadsman en toevlucht van personen van allerlei stand en landaard. Van 1644 tot 1650 was hij overste der Jezuïeten-statie te Ravestein, die tot de nederrijnsche provincie der orde behoorde. Te voren bestuurde hij het college van Emmerik, sinds 1650 dat van Düsseldorf. Op beide plaatsen maakte hij zich zeer verdienstelijk in uiterst moeilijke omstandigheden. Terwijl hij aan het hoofd stond van het emmeriksche college, wist hij door invloedrijke vrienden in den Haag te bewerken, dat de bevelhebber der staatsche bezetting, die leerlingen van het college gevangen had genomen, gedwongen werd ze vrij te laten. Op gelijke wijze bevrijdde hij te Düsseldorf eenige zijner ordebroeders, die in handen van hollandsche soldaten waren gevallen. Zijn laatste jaren bracht hij in de zielzorg te Keulen door.
Zie: Bijdr. Gesch. Bisd. Haarlem II, 278.
van Miert