gedateerde prent is van 1597 en stelt een hellebardier voor; ook graveerde hij omstreeks dezen tijd eenige ornamentprenten. Op een aanbeveling van prins Maurits kreeg hij 3 Juni 1599 een privilege van de Staten-Generaal voor een kaart van het beleg van Zaltbommel. Ook van andere belangrijke krijgsbedrijven van den Prins van Oranje uit dezen tijd, als van den slag bij Nieuwpoort (1600), den veldtocht van 1602, het beleg van Sluis (1604) en van Gulik (1610) en den slag bij Gibraltar (1607) heeft hij prenten gemaakt, waarvoor hij zoowel van de Staten-Generaal als van verschillende steden belooningen in geld ontving. Behalve eenige portretten is vooral van belang de afbeelding van den lijkstoet van graaf Philips van Hohenlohe (1606), waarvoor de goudsche magistraat hem 13 gulden vereerde. Ofschoon hij 23 Oct. 1607 verlof kreeg op het Binnenhof te 's Gravenhage een ‘comptoirken’ in te richten, bleef hij te Delft wonen, waar hij, daarbij geholpen door zijn zoon Balthasar, als gezworen landmeter drie groote kaarten van Delfland, Schieland en Rijnland bewerkte. Het Journaal van Joris van Spilberghen is in 1601/1604 door hem uitgegeven. 6 Febr. 1615 kreeg hij een vereering in geld voor het in kaart brengen van den Rijn, van Wesel tot aan het Tolhuis. Zijn weduwe Heyltgen Gerritsdr., met wie hij in derden echt gehuwd was, verkocht de koperen platen van de kaart van Delfland 21 April 1617 aan dat hoogheemraadschap. Het verdient opmerking, dat hij zelf zich steeds Floris Balthasarsz. genoemd heeft, en dat eerst zijn drie zoons den naam Berckenrode (zie daarop in dit deel) als familienaam aangenomen hebben.
Zie: Versl. van het Kon. Ned. Inst. 1845, 315-340; Soutendam, Een wandeling langs Delfts grachten (Delft 1882) 13; Nagler, Monogrammisten II, 1928; Oud-Holland I, 37-41; XVIII, 233; Obreens Archief II, 14; III, 47; V, 37; VI, 19; Dodt, Archief IV, 115, 124; V, 2, 24, 237; Nederl. Spectator 1867, 137; J. Meyer, Künstlerlexikon II, 637; III, 623; Tiele, Nederl. bibliographie van land- en volkenkunde 223.
Moes