latijnsche school te Delft, studeerde verder te Groningen en werd 17 Oct. 1650 als student te Leiden ingeschreven. In 1654, op 21 jarigen leeftijd, kreeg hij aanstelling tot predikant, om in O.I. de heidenen te bekeeren. In dat jaar huwde hij Maria van Castel, met wie hij in Oct. naar Batavia vertrok, waar hij haar een jaar later verloor. In het laatst van 1656 zond men hem naar Point de Gale (Ceylon); te voren maakte hij den geheelen veldtocht van Hulft ter verovering van de vesting Kaleture enz. mede, die door B. beschreven is. Vóór zijn vertrek naar Gale, trad hij met Elizabeth Tribolet in het huwelijk, dat evenals het eerste kinderloos bleef. In het laatst van 1657 deed hij dienst bij het leger van Rijklof van Goens, die 22 Febr. 1658 het eilandje Manar veroverde en in Maart d.a.v. het beleg sloeg voor Jafnapatnam, dat 21 Juni bij verdrag werd overgegeven. Ook bij de verovering van Tuticorin (op de Kust van Koromandel) was Baldaeus tegenwoordig. Veel moeite wendde hij aan, om de inboorlingen hier, langs die kust wonende, van het roomsche geloof, waartoe zij door den Jezuïet Xaverius waren gebracht, tot het protestantsche over te halen, waartoe B. zich bijzonder de portugeesche taal had eigen gemaakt, maar op het Tamil zich eveneens had toegelegd. Hij hield zich afwisselend te Negapatnam en te Jafnapatnam op, tot hij in het laatst van 1661 geroepen werd, om op de vloot van van Goens dienst te doen. Van de verovering van de kust van Malabar zijn zoowel hij, als de chirurgijn Wouter Schouten, de geschiedschrijvers geweest. Hij woonde de verovering van Cochin in Nov. 1662 bij en bleef tot midden 1665 zoowel op Ceilon als op de kusten van Voor-Indië werkzaam, maakte zich, behalve door de bekeering der indische
heidenen, in het bestudeeren hunner taal en godsdiensten verdienstelijk en kan als de eerste Europeaan beschouwd worden die zich daarop heeft toegelegd. In 1666 in patria teruggekeerd zijnde, wijdde hij zich geheel aan studie, tot hij in 1669 te Geervliet als predikant werd benoemd, waar hij schreef Naauwkeurige beschrijvinge van Malabar en Choromandel en het eylant Ceylon, nevens de afgoderije der O.-I. Heidenen. (Het werk bevat een malabaarsche spraakkunst en een beschrijving der belegering van Colombo door den Portugees Antonio de Souza Continho in 1518; 3 dln., Amst. 1672). Er bestaat een hoogd. en eng. vert. uit denzelfden tijd. Zijn portret treft men voor in zijn boek aan.
Zie: P.J. Veth in Gids 1867, II, 193; dez., Ontdekkers en onderzoekers i.v. (Leiden 1884); v. Troostenburg de Bruijn, Biogr. Wdbk. O.I. pred. (Nijm. 1893) i.v.
Mulert