in het album ingeschreven als student in de theologie. Hij ontving onderricht o.a. van zijn broeder, die sedert 1612 het ambt van subregent van het Staten-College bekleedde, maar geen braaf student van hem kon maken. In Nov. 1618 verliet hij het College en werd spoedig daarna als predikant verbonden aan de hofhouding van Gideon van Boetzelaer, heer van Langerack, die sedert 1614 gezant was der Staten-Generaal te Parijs. Lambertus Barlaeus keerde in het voorjaar van 1628 naar het vaderland terug, liet zich 22 Mei opnieuw in het leidsche album inschrijven en werd kort daarna benoemd tot conrector aan de latijnsche school te Amsterdam, waar hij 20 Oct. 1633 in huwelijk werd ingeteekend met Barbara Jelis. In Juli 1641 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in het Grieksch te Leiden: zijn broeder had een goed woord voor hem gedaan bij den curator Cornelis van der Mijle en woonde dan ook zijne inaugureele rede bij. In 1646 werd hij gewoon hoogleeraar. Na zijn dood sprak prof. A. Thysius de lijkrede uit.
Lambertus Barlaeus heeft geene wetenschappelijke werken, maar alleen een paar gedichten nagelaten. In 1629 gaf hij te Amsterdam uit Epinicivm in expugnationem Sylvae Dvcis ..... dvce et avspice Frederico Henrico ...., in 1649 schreef hij een grieksch vers bij A. Heidanus' Oratio funebris in obitum .... Friderici Spanhemii, in 1653 een latijnsch gedicht, gedrukt achter A. Thysius' Oratio funebris in obitum .... M. Harperti Trompii.
Zie: M. Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool I, 153, 170; II, T. en B., 124; J.A. Worp in Oud- Holland III (1885) 245, 258; IV, 25, 176, 241, 246; V, 104; VI, 243.
Worp