spoedig overlijden in 1744, gevoegd bij een inwendig, smartelijk gebrek deed hem Jan. 1747, op zijn verzoek, emeritaat verwerven. A. was niet van talent ontbloot. Van zijn portret, in 1753 geschilderd door P. Oets, bestaat een gravure door J. Houbraken met vers van A.'s collega Andreas Andriessen (I kol. 138); zijn ambtgenoot Jac. de Schoesetter hield over A. een lijkrede. Men heeft van hem: Het gelukkig en ongelukkig einde der rechtvaardigen en godtlozen ... nader verklaart ... op het Lusthuis te Zoestdijk voor ... den prins en princesse, douariere van Oranje en Nassau (Amst. 1749).
Zie: Boekzaal 1762, I, 330-34; 1749, II, 383-414; Renier, Nieuwe naamlijst van pred. te Vere (Midd. 1834); Zelandia ill. I (Midd. 1876) 598, 99; Visscher en van Langeraad, Het prot. Vaderland I (Utr. 1904) 262-63.
de Waard