en vroedmeester. Als zoodanig vestigde hij zich te Zwaag, waar hij tot 1862 werkzaam was, om zich daarna te vestigen in Hoorn. Korten tijd bekleedde hij aldaar de betrekking van lector in de heel- en verloskunde aan de klinische school, want reeds op 21 Dec. 1865 kreeg hij als zoodanig zijn ontslag, omdat deze inrichting van onderwijs werd opgeheven. Gedurende al de jaren van zijn verblijf in Hoorn mocht hij zich verheugen in het bezit van eene uitgebreide praktijk. Behalve op geneeskundig gebied had hij eenen goeden naam als letterkundige en dichter, terwijl hij van zijne muzikale ontwikkeling blijken gaf niet alleen bij de beoefening der zangkunst, maar ook door dat van hem verschenen eenige grootere en kleinere gedichten ter compositie, meerendeels opgenomen in het Tijdschrift van het Nederl. Zangersverbond en een aantal metrisch-melodische vertalingen op reeds bestaande toonwerken. Verder schreef hij behalve eenige losse dichtstukjes in Jaarboekjes enz.: Een hedendaagsch duel. Blijspel in 2 bedrijven (Purmerend 1858); Het Stereoscoop en het Stereoscopisch zien (Hoorn 1863); In d'ouden Dick. Westfriesche novelle (Hoorn 1868); Toespraak tot de Vereeniging voor volksvermaken te Hoorn bij haar Vijfjarig bestaan (Hoorn 1875). Op medisch gebied leverde hij de volgende bijdragen: Over den invloed van sommige vrouwelijke kleedingstukken op de geschiktheid tot zoogen, in Schat der
Gezondheid. Tijds. voor alle standen III (1860) 152; Een geval van Cancroid aan den baarmoederhals, verwijderd met den écraseur van Chassaignac in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1864, 609; Onze doseering, ibid. 1889, I, 537; Over doseering. Excerpt uit de voordracht gehouden in de Alg. Vergad. der Ned. Maats. t.b.d. Geneesk. te Haarlem, 9 Juli 1889, ibid. II, 140; Iets over haemorrhoiden. Lezing gehouden in de vergad. v.h. Genoots. V.U.F. te Hoorn, 18 Dec. 1891, ibid. 1892, II, 357.
Hij was gehuwd met Antonia Dankelman.
Simon Thomas