[Abbenbroek, van]
ABBENBROEK (van), geslacht genoemd naar en heer van de plaats van dien naam in het land van Putten, dat reeds in 1290 voorkomt met Jan Janszoon v.A. De filiatie is niet juist vast te stellen. Claes v.A. genoemd in 1333 en 1342 en reeds overl. in 1344, gehuwd met Adelisse, eene dochter van Jan van der Mye, was wellicht een broeder van Katherina, in 1339 als abdis van Loosduinen gemeld. Een zekere Simon, heer van A., had in 1350 eene dochter Margriete, welke een tijdgenoot was van Jan, voor een gedeelte heer van A. Deze liet drie kinderen na: 1. Jan in 1405 met vijf man ten oorlog opgeroepen, verkreeg in 1406 nieuwe handvesten, daar zijn oude te Brielle verbrand waren, was dood in 1413, bij zijne vrouw Margaretha van der Maelstede geen kinderen nalatend; 2o. Gerrit, die volgt, en 3o. Hendrik, wiens eenige dochter Hadewy huwde met Gerrit van der Houwe, raad van Philips van Bourgondië, waardoor éen achtste der heerlijkheid A. in dat geslacht kwam.
Gerrit Jansz. v.A. liet drie kinderen na: 1o. Adriaan reeds in 1421 dood, zonder kinderen, 2o. Katherina gehuwd met Boudewijn die Hart, schout van Delft, wier afstammelingen volgen, en 3o. Sophia gehuwd met Zweder van Heenvliet, waaruit een eenige dochter gehuwd met Boudewijn Albout, ook in het bezit van éen achtste der heerlijkheid.
Boudewijn die Hart en Katherina lieten twee zoons na, waarvan de oudste Gerrit den naam zijner moeder aannam, 1480 nog een achtste kocht van Joost van der Houve, kleinzoon van het zooeven genoemde echtpaar; Gerrit was balj. v. Putten (1466), hoogheemraad van Delfland (1469), bekend in H. en K. twisten, ridder 1486, raad v. Max. en Phil., gest. 1494, maar liet bij zijne vrouw Kath. v. Boshuyzen geen kinderen na. De tweede zoon Boudewijn Hart, schepen v. Delft 1467, gest. 1487, zette het geslacht voort, dat zich verder v.A. noemde.
Bronnen: Oorkondenbk. van Holland, medeged. bericht. en van Leeuwen. Bat. ill. 826.
Obreen