[Willem Lodewijk, Wilhelm Ludwig]
WILLEM LODEWIJK (Wilhelm Ludwig), graaf van Nassau, heer van Beilstein, geboren te Dillenburg 13 Maart 1560, gest. te Leeuwarden 13 Juli 1620, oudste zoon van Johann, graaf van Nassau-Dillenburg, en Elisabeth, landgravin van Leuchtenberg (kol. 1219). Hij werd opgevoed te Dillenburg en leerde op de hofschool aldaar, later aan de nieuwe school te Siegen, te zamen met graaf Maurits en de andere jonge Nassau's en verwanten, ten slotte in hetzelfde gezelschap aan de toen calvinistische hoogeschool te Heidelberg. De onaanzienlijke figuur van den jongen kleinen en hooggeschouderden vorst deed weinig van hem als krijgsman of staatsman verwachten. Hij vergezelde zijn vader in October 1577 naar de Nederlanden en kwam aan het hof van prins Willem van Oranje te Antwerpen; van daar uit bezocht hij met het gezantschap van den markies van Havré het engelsche hof (voorjaar 1578). Eerst in Sept. 1579 trad hij als kolonel in staatschen dienst, waarin hij ook na het vertrek zijns vaders bleef en zich reeds dadelijk in den veldtocht aan de Maas onderscheidde. Na den afval van graaf Rennenburg ging hij met zijn regiment Nassausche ruiterij naar Friesland (Mei 1580), waar hij sedert zijn werkzaamheid vond in de moeilijke guerrilla, die daar 14 jaren lang gevoerd werd tegen den spaanschen veldheer Verdugo. Bij Coevorden ernstig gewond in het been (13 Aug. 1580), bleef hij sedert hinkende, wat hem niet belette om als bevelhebber der ruiterij in deze streken, waartoe de Prins van Oranje als gouverneur hem benoemde (22 Juni 1581), uitstekende diensten te bewijzen. De Friezen, die reeds in 1579 de aandacht op hem gevestigd hadden, verlangden hem als gouverneur en kapitein-generaal maar voorloopig kwam daar niets van; eerst 11 Febr. 1584 werd hij
luitenant-gouverneur van Friesland en kolonel der ruiterij aldaar. Bij Noordhorn (30 Sept. 1581) en in tal van andere gevechten onderscheidde