[Trello, Charles van of Trillo]
TRELLO (Charles van) of Trillo, vermoedelijk te Antwerpen geb. In 1573 was hij kapitein in dienst van prins Willem I bij de verovering van Geertruidenberg, van 1573-1578 bevelhebber van Loevestein, later van Herenthals. Uit den krijgsdienst in 1583 getreden, werd hij, als vurig voorstander van Leycester, in Juli 1586 met het schoutambt te Utrecht bekleed, dat hij evenwel zeer nalatig en willekeurig waarnam, zoodat hij in 1588, bij den val der democratische regeering in die stad, afgezet en gevangen genomen werd. Nog in 1596 trachtte de secretaris der utrechtsche Staten, Gillis van Ledenberch, rekening en verantwoording van zijn schoutambt te verkrijgen. Toch waren de Alg. Staten hem blijkbaar niet ongunstig gezind; in 1598 maakte hij aanspraak op ‘een onderhout van vijftich gulden ter maent’, boven zijn gewone traktement als hopman en, ondanks den tegenstand van Floris Heermale, thesaurier en gedeputeerde van de Staten van Utrecht, meende de Prins: ‘dat men alle gepasseerde onlusten eeuwelyck nyet en moste gedachtich zijn of blyven’. Uit zijn krijgsjaren 1572-1583 bestaat er een uitgebreide, op militaire zaken betrekking hebbende correspondentie tusschen Trello en Willem I, Bossu, Batenburg, Montigny e.a. Blijkbaar was hij toen een persoon van gewicht, in elk geval meer in aanzien dan gedurende zijn latere levensjaren. De Prins noemt hem in een paspoort van Dec. 1572: ‘Joncker Carel van Trello, Ridder, onse Capiteyn’.
Van zijn vrouw Clara van Persijn, lid eener delftsche regentenfamilie, had hij 4 dochters: Sara (1583-1648) 2de echtgenoote van Frederik van Dorp, moeder van Maria Charlotte van D. en Frederik van D. (kol. 745), Lucretia, die hierna volgt, Barbara (gest. 1672) en Walburch (1588-1680) gehuwd met François Willemsz. van Santen, veertigraad en schout van Delft, op welke laatste dochter Const. Huygens een grafschrift maakte. Het sterfjaar van Charles van Trello is onbekend, maar zeker was hij 1615 reeds overleden. Hij liet zijn weduwe in kommervolle omstandigheden achter. In 1618 en '19 kreeg zij van de Staten-Generaal twee toelagen van ƒ 400, in 1630 klopte ze voor de laatste maal om ondersteuning aan bij de Staten van Zeeland, hierbij gesteund door den Prins en Const. Huygens.
Charles van Trello maakte een lofdicht van 8 strophen op Philippe de Mornay's Traité de la religion chrétienne etc. (Anvers 1581), dat te vinden is in een te Nürnberg bewaard handschrift van Pauwels de Kampeneer. Eveneens zette hij een kreupeldicht, 60 strophen tellend, in elkaar onder den weidschen titel: Een Historiael Ghesangh, Inhoudende de victorien welcke God heeft gegheven Mijn Heeren de Generale Staten vande Nederlandtsche gheunieerde Provinciën: Door het beleydt des Doorluchtighen Hooghgeboren Vorsten ende Heeren, Mijn Heere Mauritz van Nassau Etc. Gheduerende de belegheringe ende overwinninghe der stadt Geertruydenberghe, ende by 't Fort Creuecoeur, Anno 1593 ('s Gravenhage 1593). Een sonnet volgt, C.V.T. onderteekend. Mede in dit zelfde bundeltje (28 blz.