ten, meerendeels onder de initialen A(braham) T(inne) van de pers gekomen. Vooral vonden deze een goed onthaal bij de aristocratische clubs in het toenmalige 's Gravenhage. In 1793 heeft hij zijn ambt van secretaris neergelegd en werd daarin opgevolgd door zijn zoon (die volgt). Tusschen 1787 en 93 schijnen zijn politieke hartstochten, zoo niet geheel bedaard, dan toch zeer getemperd te zijn; hij trok zich uit het openbare leven terug en deelde noch de ballingschap van Willem V, noch de gevangenis van Bentinck en van de Spiegel. In zijn laatste levensjaren woonde hij te Voorburg nabij de Geestbrug.
Tweemaal is hij gehuwd geweest, eerst met Marie Alexandrine Deel (gest. 1777), daarna met Wouterina Feuilleteau de Bruyn, en won bij elke vrouw vijf kinderen. Een zoon volgt hieronder. Naar de teekening van een anderen zoon, Adrien Abraham Alexandre Tinne: ‘Ruïnes van de abdij van Egmond’ 1798, komt een steendruk voor in dl. XIII (1842) van het Archief voor Kerkgeschiedenis, en naar die van een derden zoon, Chrétien Theodore Tinne: ‘Afbeelding van een hardsteenen leeuw’ in een muur der abdijtorens, een gravure in het Huiszittend Leeven van H. van Wijn.
De fraaie portretten van Johan Abraham Tinne en Marie Alexandrine Deel, door een onbekend meester (pastel, denkelijk door Liotard), berusten bij hun achterkleinzoon T.F. Sandbach Tinne (‘The Hall House’ Hawkhurst, Kent) Steller dezes heeft daarvan zeer fraaie photogr. reproducties.
Zie Knuttel, Pamflettencatalogus V, reg.; Mdbl. Ned. Leeuw XVIII, 178-184, 193-202.
Regt