Leemput 29 Sept. naar den Prins afgevaardigd, werd eindelijk 9 Oct. te Brussel de utrechtsche satisfactie geteekend, waarbij de Prins van Oranje tot stadhouder van Utrecht werd aangenomen. Hiermede sluit het eerste deel van zijn politieke leven af. Naar beste weten was hij voor Utrechts heil, in de eerste plaats gelegen in de bevrijding van de spaansche troepen, werkzaam geweest, daarbij steunend op volk en burgerij tegen de aristocratie. De satisfactie eenmaal gesloten, is het zijn doel het staatsbestuur in gematigde banen te houden, wordt hij regent en libertijn, beducht voor democratie. In 1578 vervulde hij weder eenige gezantschappen; in 1579 en volgende jaren is hij een der invloedrijkste leden van het college der Nadere Unie, dat in deze moeilijke jaren allereerst eigen machtssfeer had uit te breiden en daarna ook tegen verraad met kracht moest optreden. Ook hier werd hij weder speciaal voor zendigen gebruikt. In 1584 werd hij door de Staten van Utrecht naar die van Holland en Zeeland afgevaardigd tot het bespreken der aangelegenheden naar aanleiding van den moord op Oranje. Ook in 1585 was hij weder met zendingen naar den Haag belast. In hetzelfde jaar toonde hij zich een krachtig tegenstander van de unie met Holland en Maurits' verheffing tot stadhouder van Utrecht. In dit opzicht is hij later veranderd, maar veel is daartusschen geschied. In Juli 1586 tijdens de leycestersche woelingen te Utrecht was hij uit zijn ambt ontzet en uit de stad gebannen. Dusseldorp (t.a.p. 211) verhaalt hoe dit lot hem en Paulus Buys, ‘summos ordinum propugnatores’ trof, nadat Leycester hun beider staatsgevaarlijkheid den volke had geleerd met het rijmpje: ‘wert buys geen boot, wert tin geen loot, so is Utrecht in noot’.
Aanvankelijk neemt Thin de wijk naar Montfoort; door Holland beschermd, vindt hij binnen de grenzen van dit gewest een toevlucht. Nadat van uit Holland aan Leycester misnoegen over het gebeurde te kennen gegeven was, verklaarde deze, dat het buiten zijn bevel was geschied. In het najaar van 1588 teruggeroepen en in zijn ambt hersteld, had hij de excessen der democratie leeren vreezen en voor een herhaling daarvan beducht, steunde hij in 1589 Maurits als candidaat voor het stadhouderschap van Utrecht. Weder vervulde hij hierna verschillende zendingen naar den Haag, maakte 29 Aug. 1590 ‘cranck van lichaem’ zijn testament en overl. twee dagen daarna. Uit dat testament kan blijken, dat hij vrij vermogend stierf; voor een deel zal dit te danken zijn aan zijn, tot zijn dood aangehouden, advocatenpraktijk. Noemt Bruhesen hem ‘integer’ en ‘eximius advocatus’, van Buchell ‘vir doctus et rerum politicarum peritissimus’, wel terecht kon hij zelf in zijn testament zich beroepen op ‘den dienste, die ick den lande gedaen hebbe’. Wat zijn verhouding tot den godsdienst betreft, is hij zeer gematigd te noemen, van katholiek wordt hij calvinist, maar gematigd. Bij den strijd over de kapittelen in 1582 neemt hij tegenover de katholieken een ruim standpunt in, een der redenen, die hem in 1586 als ‘libertijn’ verbanning door de leycestersche partij bezorgde.
Thin is 23 Dec. 1578 gehuwd met Regina Claes Ludendochter, die hem overleefde en geen kinderen schonk. Dit huwelijk is 18 Mei 1585 nogmaals voor den magistraat voltrokken. Wel liet hij na een natuurlijken zoon Jan, vóór zijn huwelijk verwekt bij Margriet van Noordt.
Zie voor het eerste deel zijns levens A. de