[Sibersma, Hero]
SIBERSMA (Hero), zoon van Johannes Sibersma en Emmetje Belida (kol. 280), geb. 20 Mei 1644 te Harlingen, waar zijn vader (een kunstschilder) toen woonde, gest. 4 Mrt. (volgens Glasius) of 4 April (volgens Borger) te Amsterdam, waar hij in de Westerkerk begraven ligt. Hij is gehuwd geweest met Catharina Ruardi, was de vader van den voorg. en een neef van Bouricius, hiervoor genoemd. Een andere zoon, Johannes, promoveerde Juli 1703 te Leiden tot i.u. dr. op een diss. de Collationibus. Opgevoed door zijn oom Belida, rector der latijnsche school te Harlingen, omdat hij reeds jong wees was, werd Hero in 1660 naar de hoogeschool te Franeker gezonden. In 1664 verwisselde hij deze voor Utrecht. Daarna liet hij zich, 7 Oct. 1667, nog te Leiden inschrijven. Na voleinding zijner studiën werd hij in 1671 predikant te Sexbierum. Hij stond daar tot 1677 en diende toen vervolgens Ternaard (1677-1680), Harlingen (1680-1683) en Amsterdam, waar hij in April 1727 emeritus werd verklaard. Over zijn beroep naar die laatste plaats was eerst eenige moeilijkheid gerezen, omdat Sibersma het Onze Vader niet bad.
Verschillende werkjes zijn door hem uitgegeven. Reeds in zijn studententijd schreef hij een latijnsche verhandeling: die hij in 1722 vertaald als: Een verklaring van Gods deugden, 't licht deed zien, met Het Jubilee, of gedachtenis van het voltrokken vijftighste Jaer in de bedieninge van Godts Woort (Amst. 1722). Later o.a. (volledige opgaaf is te vinden in Boekzaal 1722, I, 261-267; 1728, I, 497-503) Het Woord des Levens (1680); Leere der waarheid, in haar voornaamste gronden geestelijk vergeleken enz. (Leeuw. 1686), dat hij deed verschijnen zonder het te hebben laten visiteeren, een vrijheid waardoor hij zich een berisping op den hals haalde, hoewel 't boek toch werd goedgekeurd; Roem der Christenen in Christo Jesu (2e dr. Leeuw. 1693); De paradijsse godgeleerdheid begrepen in de eerste belofte (Amst. 1706). Zijn portret is door P.v. Gunst gegraveerd voor een schilderij van J. Bouland.
Zie: Romein, Naamlijst der predikanten van Friesland (Leeuw. 1886) 189, 212, 214, 546.
van Schelven