Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1453]
| |
cobs Volder. Na de latijnsche scholen te hebben bezocht, werd hij leerling bij een boekverkooper, doch zette hij 's nachts zijne taalstudiën voort en maakte hij zich de beginselen van het hebreeuwsch eigen. Zijne godsdienstige opleiding dankte hij aan Dirk Klaesz. Keeren, liefdepreeker der friesche doopsgezinde gemeente. Na zijnen doop in 1718 vertrok hij naar Amsterdam, om zich verder in den boekhandel te bekwamen, welke hij aldaar in 1729 voor eigen rekening op den Nieuwendijk begon te drijven. Hij verzamelde eene menigte geschriften en geschriftjes uit vroegeren tijd, welke zonder zijne zorg allicht geheel verloren zouden zijn gegaan en sedert hunne plaats hebben bekomen in de bibliotheek der Doopsgezinde Gemeente. Zijne godgeleerde studiën onderhield hij door zijn omgang met de Collegianten, en in 1727 werd hem het leeraarsambt bij de friesche gemeente (arke Noachs) opgedragen. Elf jaren later nam hij het beroep naar de beide doopsgezinde gemeenten zijner geboorteplaats aan, in 1739 sloeg hij beroepen af naar Rotterdam en Utrecht, maar in 1741 gaf hij gehoor aan eene tweede uitnoodiging van laatstgenoemde stad. Daar richtte hij met M. Tydeman, C.A. Wachendorf en M.A.v. Asch v. Wijk het taal-, oudheid- en dichtkundig genootschap ‘Dulces ante omnia Musae’ op, aan welks bloei hij zich met Z.H. Alewijn veel gelegen liet liggen; ook was hij een der stichters van de Maatschappij der Ned. Letterkunde, en bevriend met den bekenden taalkundige Lambert ten Kate. Zijne verdraagzaamheid en zijn ijver worden gelijkelijk geroemd. Meer kinderen verloren hebbende, bezat hij in 1745, nevens zijne vrouw, nog één zoon en eene dochter. Dien zoon deed hij, wat hij zelf gemist had, eene academische opleiding ontvangen. Volgens zijn verlangen is S. aan de Bildt, waar hij een grafkelder voor zich had doen maken, begraven. De door J. Cuperus op S. gehouden lijkrede is te Utrecht in druk verschenen. Schagens oorspronkelijke werken en vertalingen zijn de volgende: De mensch in Christus, of het geestelijk leven (Amst. 1725); Vertaling: J. Stevens, Goude Keten, of Overwegingen van de Vier uitersten des Menschen, met Aenleidelicke Verzen (Amst. 1726); Beletselen des geestelijken levens (Amst. 1727); Vertaling: J.A. Turretins Predikaatsie op het Eeuwfeest der Geloofshervorming van Zurich over Joan. 12, vrs. 16-36, achter J.F. Ostervalds Ontwerp der Kristelijke Zedekunst (Amst. 1728); Vertaling: J.F. Ostervalds Verhandeling tegen de Onkuischheit, en over de Kuischheit, met een Ontledende Tafel, Registers enz. (Amst. 1730); Godgeleerde, Historische, Natuur- Genees- en Aerdrijks-kundige, Poëtische en Regtsgeleerde Vermakelijkheden, of Uitgeleze Keurstoffen over Alderley onderwerpen: Uit de beste dagelijks in 't licht komende Uitlandsche Schrijvers, enz. ten Algemeenen Nutte bijeengebracht (Amst. 1730-43); Historie der Christenen, die men gemeenlyk Waldensen noemt (Amst. 1732, Haarl. 1765); De Messias Uitgeroeit, of Kerkrede over de Kruisdragt en Kruissiging des Zaligmakers (Amst. 1735, 2e druk 1736) met een nader Aenspraek aan de Gemeente (Haarl. 1739); Vertaling: S. Werenfels, Twistreden tegen de Vleeschelijke Gerustheit, achter den derden druk van Werenfels Predikatiën (Amst. 1735); Korte Schriftuurlijke Stellingen, tot Onderwijs der Doopsgezinde Geloofsleeringen, te Alkmaar (Alkm. 1738); Vertaling: J.F. Ostervald, Sleutel des Bijbels, of Inhoud en Bedenkingen over het Nieuwe Testament, met de voorredens van Chry- | |
[pagina 1454]
| |
sostomus over de Brieven, en de Inhoud en Bedenkingen over eenige Kapittelen van de Openbaring van Joannes (Amst. 1740 en 1742, 2 dln.); Eenvoudige Handleiding tot de Algemeene Waerheden van het Christendom, voor zulke die den H. Waterdoop, op hun Geloove begeeren te ontfangen (Alkm. 1741); Kerkrede over het oude geloof en 't goede geweten, de merktekens der waere kerke, uitgesproken te Utrecht 9 Dec. 1742; Aanhangzel over de Byzondere Leerstukken des Geloofs, welke de Doopsgesinden handhaven, met Voorbereidende Overdenkingen tot het Ontfangen van den H. Waterdoop, voor de onderwezene in de Beginselen van het Christelijk Geloove (1743); De Kerk der Nederlandsche Doopsgesinden in derzelver Reformatie vertoont in 3 leerredenen (Haarl. 1743); De Reformatie der Nederl. Doopsgesinden en deselve tegen alle bezwaaring verdedigd in twee Leerredenen over 2 Cor. VI, 8, 9 en 1 Tim. I, 19 (Haarl. 1744); Vertaling: Bennet, De Godsdienstige Christen in zyn binnekamer of handeling van de godvrugtige huisoeffeningen eenes christens (Haarl. 1744); Vertaling: S.F. Rues, Tegenwoordige staet der Doopsgezinden of Mennoniten, in de Vereenigde Nederlanden (Amst. 1745); Het eerste Kapittel van Joëls Profetie overwogen, en op 's Lands toestand gepast: Met een Aenhangsel van Boetstoffen en Bedestonden, Waerin, onder andere, Egypte's veepest, en Jona's derde hooftdeel, Verhandelt worden (Haerl. 1745); Naamlijst der Doopsgezinde Schrijveren en Schriften, van 1539-1645 (Amst. 1745); Vertaling: G.W. graaf v. Kniphuyzen Nieuoort, Heilige Alleenspraken van een godvruchtige ziel met haaren God, mitsgaders gebeden en overdenkingen ter oeffeninge van Godsaligheid en doormengt met stigtelijke vaersen en gezangen (Alkm. 1747); Naeuwkeurige Beschryving Van Alles Wat de Heeren Studenten der Utrechtsche Hooge schole verrigt hebben, Ter gelegenheit van, en by de Blyde Komst en Inhuldiginge van zyne Doorluchtige Hoogheit Willem Karel Hendrik Friso (Utr. 1747); Vertaling: T. Green, De vier uitersten der menschen (Amst. en Hoorn 1749); Vertaling: B. Bennet, Twintig godvruchtige bespiegelingen of overdenkingen voor plegtige en bijzondere dagen des jaars, en op Christelijke Feestdagen (Haerl. 1751); Korte en schriftuurlijke stellingen tot onderwijs van Doopsgezinde geloofs leerlingen (Haerl. 1751); Vertaling: J.J. Burlamaqui, Beginselen van het Burgelijke Regt, waar in de oorsprong en Aart der Burgerlijke Maatschappye en des oppergebieds, nevens de beste Regeeringsvorm, de pligten der Overheeden en der onderdaanen, de magt van wetten te geven, den Godsdienst te reguleren en te handhaven, straffen op te leggen, cyns te heffen enz. (Haarl. 1752); De Heilige week of nieuw Avondmaalsboekje (Haerl. 1753); Vryheit en zuivere Godsdienst aen Israël en Nederland door den Allerhoogsten wonderdaediglyk geschonken; of Leerrede uit Exodus XV, vers 11-13 (Haerl., Amst. en Utr. 1762); De Muziek in den openbaeren godsdienst. Predikatie ter inwijding van het eerste kerkorgel in de doopsgezinde kerk te Utrecht (Utr. 1771). In de Leerzame Verlustigingen zijn voorts nog opgenomen: Drie Proeven van Aenmerkingen over den Lastbrief aen de Efezische Kerk, Openb. II, vers 1 tot 7; Vertaling van D.E. Jablonski's Brief wegens den Openbaren Kerkdienst en de Maniere deszelfs. Vertaling: de Beausobre, Historie van den Dwaalgeest Manes, volgens de Syriers enz. nevens het zakelijke van de Acten van Archelaus. Voorts vinden wij nog genoemd eene vertaling van Pearsall's Bespiegelingen. Op D. van | |
[pagina 1455]
| |
Mollem vervaardigde hij een Lijkdicht. De belangrijkste uitgaaf van den boekhandelaar S. zal wel geweest zijn de in 1732 gedane van Alle de werken van Flavius Josephus, zijnde de door hem en de zaandamsche leeraren A. Loosjes en J.L. Rogge uit het oorspronkelijk grieksch, onder toezicht van prof. S. Haverkamp verbeterde en vermeerderde vertaling van W. Sewel. Zie: C.P. Bruinvis, Levensbijzonderheden van Marten Schagen, in Doopsgez. Bijdr. 1881, 106; Catalogus v.d. Bibliotheek der Vereen. Doopsgez. gemeente te Amsterdam. Bruinvis |
|