[Nassau, Lodewijk Theodoor, graaf van]
NASSAU (Lodewijk Theodoor, graaf van), heer van de Leck (Lecq) en Odijk, geb. 20 Nov. 1741, gest. te Ravestein April 1795, zoon van Lodewijk, graaf van Nassau, en Geertruid Crommelin, diens tweede vrouw. Hij was extraordenaris-raad van Kuilenburg en raad in het hof van Vianen en heeft zich in den Patriottentijd bekend gemaakt als rechtsgeleerde, politiek schrijver en letterkundige van anti-engelsche, anti-brunswijksche, gematigd patriotsche gezindheid. Hij verliet in 1787 bij de nederlaag der Patriotten het land en werd katholiek.
Hij is gehuwd geweest: 1o. (1766) met Johanna Françoise Elisabeth Crousat; 2o. met Anna Pauline de Chandieu, van wie hij gescheiden is. Hij liet uit het eerste huwelijk een dochter na: Geertruide Françoise Elisabeth, geh. met een lyflandschen graaf von Rekbinder; uit het tweede een zoon, Lodewijk Philip Carel, ongeh. gest. te Lausanne 1794.
Hij schreef: Brieven over de Noord-Amerikaansche onlusten (Utr. 1777-9, 6 drietallen); Lettres à monsieur Linguet ... servant à défendre sa patrie (Utr. 1779, ook in ned. vert.); Register op alle de voornaamste rechtsgeleerde advysen, consultatiën, advertissementen, sententiën (Utr. 1779); Het Engelsch Nieuwejaarscompliment (Amst. 1780); Welmeenende vaderlandsche bedenkingen (vgl. Pamflel Knuttel no. 19416); Staatkundige verhandeling over de toestand der Republiek (vgl. ib. no. 19441); Politike Brieven over verscheide gewichtige onderwerpen (Utr. 1780); De Noord-Amerikanen in Holland of de bedrogen hoogmoed (Utr. 1781). Verder redigeerde hij het tijdschrift De Staatsman (7 dl. Utr. en Amst. 1779-84) en schreef enkele tooneeloefeningen onder de zinspreuk: ‘Ridendo dicere verum’.
Blok