Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1344]
| |
Hij studeerde te Leiden, waar hij in 1735 werd ingeschreven en promoveerde 23 Juni 1739 op een proefschrift de Opio tot Med. Dr. Hij werd 28 Sept. 1740 als poorter van Rotterdam ingeschreven en bewoonde omstreeks dien tijd een huis in de Westwagenstraat. Hij trouwde 19 Maart 1747 te 's Gravenhage (volgens Algem. Ned. Familiebl. te Scheveningen) met Maria Petronella van Hoecke, geboren te 's Gravenhage, en woonde toen aan de Leuvehaven. In een noot op bladz. 4 van een gedicht (gem. arch. Rotterdam): Ter 73 verjaringe van den Hooggel. H.S. de Monchy emerit. stads med. doetor, etc. op den 23 van Zomermaand 1789, zijnde tevens de vijftigste verjaring der inwijding van Zijn Hooggel. tot geneesheer, onderteekend: suum cuique, wordt vermeld dat ‘zijn Hooggel. werd Doctor te velde, bij de hulptroepen van den Staet, in den jare 1743, en heeft vier campagnien bijgewoond’. 15 Sept. 1760 werd de Monchy, in de plaats van den overleden Adam Noodt, benoemd tot Stads-Medicinae Doctor. Naar aanleiding van de toenemende klachten over de onbekwaamheid der chirurgijns op de rotterdamsche koopvaardijschepen, boden de Monchy en zijn collega Leonardus Patijn zich aan tot het geven van onderwijs aan de toekomstige koopvaardij-chirurgijns. De stadsregeering nam het aanbod dankbaar aan en schonk beiden den eeretitel van professor (Resol. d Vroedsch. 9 en 23 April 1770; Groshans, Hist. Verslag over de Geneesk. School te Rotterdam, 15 noemt als jaar der benoeming verkeerdelijk: 1776). Groshans is van meening, dat dit onderwijs, waarvan, uithoofde van de bestaande gildewetten, geen andere dan leerlingen van rotterdamsche heelkundigen genieten konden, slechts van korten duur geweest is. 13 Juli 1778 verzocht en verkreeg de Monchy zijn ontslag, met ‘behoud van tractement en de douceurs van vrijdom van tocht en wacht gedurende zijn leven’, maar in 1788 werden hem, ten gevolge van staatkundige beroeringen, niet alleen zijn eeretitel, doch ook zijn traktement als stadsdokter ontnomen (Resol. d. Vroedsch. 14 Febr. 1788). In 't jaar 1789 herdacht de Monchy op 73-jarigen leeftijd zijn 50-jarige loopbaan als geneesheer. Hij stelde veel belang in de inenting der kinderpokken en heeft veel bijgedragen tot de invoering van deze methode ter bestrijding van de pokken in Nederland. Met J.F. van Leempoel (zie kol. 1260) en eenige andere collega's gaf hij een belangrijk werk uit: de Inenting der kinderpokjes, enz. (Rotterd. 1757). In dit geschrift wordt medegedeeld dat de schrijvers het eerst het 4-jarig dochtertje van doctor Monchy hebben ingeënt. De Monchy was een der eersten aan wien Steven Hoogendijk (kol. 1151) zijn plannen tot oprichting van het Bataafsch Genootschap toevertrouwde: hij was ook een der eerste directeuren, en leidde de eerste algemeene inaugureele vergadering op 18 Mei 1781. Bij deze gelegenheid hield hij een redevoering: Over de geringe oorzaken, uit welke het verval en de wederopkomst der kunsten en wetenschappen ontstaan zijn, en de gewigtige zoo wel als duurzame gevolgen die zij gehad hebben. Hij schreef eenige geleerde verhandelingen o.a. over de inenting der kinderpokken, over een besmettelijke ziekte onder de runderen, en over de ziekten aan boord van de West- Indische koopvaardijschepen, welk laatste geschrift in het engelsch vertaald en door de Holl. Mij. v. Wetensch. met goud bekroond werd. Zie Boekzaal, 1764, I 447; Holtrop, Biblioth. med. chirurg. | |
[pagina 1345]
| |
De Monchy was lid van de Acad. Caes. Leop. Carolina Nat. Curiosorum, van de Holl. Mij. v. Wetensch. en v.h. Zeeuwsche Genootschap. Zijn naam kwam voor op de lijst van 18 geneeskundigen, die volgens het oordeel van de leidsche professoren voor de benoeming tot hoogleeraar aan de hoogeschool te Harderwijk in aanmerking kwamen. Zijn geschilderd portret hangt in het Bataafsch Genootschap te Rotterdam. Een ander heeft Chrétien in physionotrace naar een teekening van Fouquet (1790) gegraveerd. van Leersum |
|