waarin een geheel stel keurige kaarten van al onze overzeesche bezittingen voorkomt. Maar zijn doel was vooral het bewerken en uitgeven van een algemeenen atlas van Ned.-Indië, die de verouderde kaart van Raffles moest vervangen. Hij werd daarin geholpen door Reinwardt, Junghuhn, Haskarl en Teysman, alsmede door de luits. t. zee C.W.M. van de Velde en H.D.A. Smits. Na zijn terugkeer naar O:-I. in 1850 als luit. t. zee 1e kl., adjudant van den vice-admiraal E.B. van den Bosch, werd bij van Haren Noman en Kolff te Batavia deze atlas uitgegeven, waarin ook de op last van Gouv.-Gen. de Eerens gemaakte residentie-kaarten verwerkt waren. De hoogleeraar Veth noemde dezen arbeid van Melvill een Herculeus labor (Gids 1855, II, 198). Die atlas is voortgezet door den luit.-kol. Versteeg, directeur van het Topogr. bureau te Batavia. Na den dood van adm. van den Bosch werd hij opnieuw belast met het depôt der zeekaarten en tevens benoemd tot secretaris van de commissie tot verbetering dier kaarten. Met den luit. t. zee Gregory had hij in 1843 zich bovendien verdienstelijk gemaakt door de lengte der in 1839 te Batavia opgerichte tijdbal te bepalen door middel van de waargenomen eclipsen van den 1en en 2en satelliet van Jupiter. De beschrijving hiervan komt voor in het Tijdschrift voor Ned.-Indië VII: 1 (1875) 397 en in den Mon. d. Ind. 1846/7, I, 9. Ook andere voorname punten op Java zijn door hem astronomisch bepaald en hij heeft zich bezig gehouden met de hoogtebepaling der bergen op dat eiland. Tevens maakte hij studie van de javaansche en chineesche kalenders voor den indischen almanak en deed hij een reis naar Britsch-Indië voor studies op verschillend gebied, o.a. ook op dat der magnetische waarnemingen. In
1853 werd hij op zijn verzoek eervol uit den ned. zeedienst ontslagen en ging hij over bij het indisch sedentaire zeewezen. In 1856 daarbij tot kapt.-luit. t. zee bevorderd zijnde, benoemde men hem tot directeur van het Marine-etablissement op Onrust, waar in dat jaar voor het eerst een droogdok in gebruik werd gesteld. Maar reeds spoedig deed hij de kwaadaardige koortsen op, waarvoor dit eiland berucht is en na een smartelijk lijden bezweek hij 24 Oct. 1856 te Batavia, waar een eenvoudig monument te zijner nagedachtenis is opgericht.
24 Febr. 1853 huwde hij met jonkvr. Louise Wilhelmina Geertruida Jacoba de Kock (dochter van den raad van Indië), die hij reeds 22 Sept. 1854 door den dood verloor.
Zijn portret is op steen geteekend door J.H. Hoffmeister naar Demoussy.
Zie: Hand. en Geschr. Ind. Genootschap 1857; J. Swart in Tijdschr. v.h. Zeewezen 1857, I, 142.
Mulert