als burger beschouwd .... met eenige Aanmerkingen .... bijzonder eener Korte Schets van 't Atheensche Staatsbestuur en eener Verhandeling over de Beteekenis en 't gebruik van het woord Aristocratie tot op onzen tijd (Leyden 1796). Een jaar later verscheen een herdruk. Geen wonder: 17 Febr. 1796 immers was Luzac ontzet uit de professie der vad. geschiedenis, die men in zijn handen niet meer veilig achtte; zijn wedde werd besnoeid met vierhonderd gulden. Laurens van Santen, de bekende latijnsche dichter, was in deze zaak de felste tegenstander onder curatoren, naar het schijnt om een oude veete; met lang geen fraaie wapenen heeft hij Luzac bestookt. Voorgewend werden als redenen tot het ontslag de aristocratische gevoelens van Luzac, zijn schrijven in de Gazette, vooral in die van 7 Dec. 1795, no. 100: ‘Suite des nouvelles de Paris.’ Maar de ware reden moet wel geweest zijn het optreden van Luzac tijdens zijn rectoraat, al werd hem na zijn aftreden als zoodanig door prof. Hollebeek namens professoren dank gebracht.
Luzac beantwoordde de schorsing met een kennisgeving, dat hij nu ook afstand deed van de professie van het grieksch: wie voor het eene niet deugde, was ook het andere niet waard - en trok zich op zijn buitenverblijf bij Leiden terug.
De stukken op deze kwestie betrekking hebbend, zijn door Luzac bijeengebracht in: Verzameling van Stukken betreffende het gedrag der Curateuren van Holland's Universiteit te Leyden in de jaaren 1796 en 1797 bijzonder in de zaak Luzac .... met een voorbericht dien aangaande (Leyden 1797). De tijd tot 1802 is voor Luzac een zeer rampspoedige geweest, vooral door de weifelende houding van opeenvolgende besturen in zake het eerherstel, dat in 1797 gegeven, maar even daarna weer ingetrokken werd.
Zijn eens zoo beroemde krant werd 23 April 1798 gesupprimeerd bij besluit van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, het nummer van 4 Mei 1798 was het laatste. Wel verscheen 13 Mei 1798 onder redactie van Abr. Blussé: Nouvelles politiques publiées à Leyde, maar het staatsbewind der Bat. Rep. gelastte op aandringen van den franschen ambassadeur, 5 Oct. 1804, ook van deze vrijheidslievende krant de staking.
Thuis ontving Luzac leerlingen o.a. Johan Otto Sluiter, den lateren deventerschen hoogleeraar, maar de colleges in het grieksch werden vanaf 21 Sept. 1797 door Jona W. te Water gegeven tot Wyttenbach als opvolger van Ruhnkenius in Mei 1798 ze overnam. Curatoren beriepen eerst Fr. Aug. Wolf uit Halle, daarna Imm. Gottl. Huschke, een gouverneur en gunsteling van van Santen. Aanvaard heeft deze de professie nooit.
Zijn laatste levensjaren bracht Luzac ook na zijn definitief eerherstel in 1802 droevig door; een oogziekte dreigde hem met blindheid, het verlies van zijn oudsten zoon en zijn vrouw bedroefde hem diep - op de stoep van een vriend, dien hij bezoeken wilde, trof hem door het springen van het kruitschip te Leiden de dood tegelijk met zooveel anderen.
Behalve het reeds genoemde bestaat van hem: Exercitationum Academicarum Specimina: Obss. in Euripides maxime Hippolytum, verdedigd door A. Blussé, Obss. in loca veterum praecipue quae sunt de vindicta divina (L.B. 1792) en Obss. in loca veterum quae sunt de vindicta divina (L.B. 1793), verdedigd door Jan ten Brink en door Joh. Jac. Schul-