Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1236]
| |
welke plaats wel niet bedoeld zal zijn de noordnederlandsche plaats van dien naam maar het pruisische plaatsje Gröningen in de buurt van Maagdenburg, waartoe besloten mag worden omdat de groningsche organist Lustig in zijn vertaling van Burney's Dagboek in 1786 verschenen (416) hem een Duitscher noemt. Bovendien wijst hierop het bericht, dat hij een leerling was van J.Ph. Kirnberger. Later genoot hij onderricht van Friedrich Schwindl te 's Gravenhage, waar hij omstreeks 1770 moet gekomen zijn. In 1783 was hij aldaar lid van de hofkapel van stadhouder Willem V. Na de oplossing van het Hof (1795) naar Berlijn vertrokken, verhuisde hij later op verzoek van Willem V naar Londen, waar hij als executant zeer in aanzien kwam en in het begin der 19e eeuw overleed. Eenige zangspelen (opera's) worden vermeld, waarbij hij muziek geschreven heeft. Van der Straeten (La musique aux Pays-Bas IV, 387), die met eenige zijner composities bekend was, spreekt er met groote waardeering over. Zeer talrijk zijn zijne composities, die gedrukt zijn bij Boyer en Sieber te Parijs, B. Hummel te 's Gravenhage, J.J. Hummel te Berlijn (Amsterdam), S. Markordt te Amsterdam, D.L. van Dijk te Amsterdam, J. Bland te Londen en denkelijk nog wel bij meer andere uitgevers. Een bibliografie daarvan kan vooralsnog niet gegeven worden; exemplaren zijn mij meest niet bekend en in de onderscheidene literatuur-opgaven heerscht een hopelooze verwarring; de opusnummers, zelfs in betrouwbare gegevens, stemmen bovendien niet met elkander overeen, wat trouwens verklaarbaar is door het feit, dat muziek, nagedrukt wordende, een opusnummer kreeg naar het inzicht van den muzieknadrukker met commercieele doeleinden. Ik bepaal mij daarom tot het noemen van alleen die uitgaven, waarvan het bestaan mij documenteel of authentiek bekend is; daar de chronologie evenmin kan worden vastgesteld, blijve in het midden of ieder dezer composities verschenen is tijdens zijn evenmin scherp begrensden nederlandschen tijd. Op. 1. Six divertissements pour clavecin et violon (Wotquenne, Catal. de la bibliothèque du conservatoire royal de Bruxelles II, 6725); Oeuvre II. Six sonates pour le clavecin ou le piano-forte, avec accompagnement de violon ou flûte et violoncelle ad libitum, composées par J.A. Just, maître de musique de S.A.R. Madame la Princesse d'Orange et de Nassau (Paris) (van der Straeten t.a. p. 387); Opera III. Six favorite sonatinos for the harpsichord composed for the use of beginners bij J.A. Just, Master of music to the princess of Orange Nassau (London) (verz. J.W. Enschedé); Op. 4. Six concertos with instrumental parts for a violon principal with accompaniments; Opera V. Six sonatinas for the harpsichord with an accompaniment for a violin for the use of young practitioners and a favorite march with variations; composed bij J.A. Just, music-master to her serene Highness the princess of Orange etc. etc. (London) (verz. J.W. Enschedé); Op. 6. Six divertissements pour clavecin ou forte-piano avec accompagnement de violon (Paris) (Wotquenne t.a. p. 6726); Op. 7. Six sonates pour le clavecin ou piano-forte avec accompagnement d'un violon obligé (Amsterdam) (Wotquenne t.a. p. 6727, vermoedelijk nadruk van een editie Paris); Oeuvre XI. Six sonates aisées pour clavecin ou forte-piano avec accompagnement de violon (Paris) (Wotquenne t.a. p. 6728); Oeuvre XII. Six divertissements pour le clavecin ou piano-forte à quatres mains, dedié | |
[pagina 1237]
| |
à M. Arnoldi Knock, par J.A. Just, Maitre de musique de S.A.R. Madame la Princesse d'Orange a Nassau (Amsterdam (Berlin) (Wotquenne t.a. p. 6096; verz. J.W. Enschedé); Op 17. Six duos à deux violons (Amsterdam (Berlin) 1791) (Gerber, Lexicon der Tonkünstler II, 822); Minuet (voor klavier 2 h.) in: New instructions for playing the harpsichord, piano-forte or spinnet etc. (London c. 1815) 52 (verz. J.W. Enschedé); De sympathie, opera in een deel. Het muzieq gecomponeert door mr. J.H. Just, muzieq-meester van haere koninglyke Hoogheid, Mevrouwe de Princesse van Orange en Nassau, etc. etc. etc. door J.T. Neyts, Gedrukt voor den auteur (c. 1783) (un. bibl. Amst.); De koopman van Smyrna. Opera in een deel. Het fransche blystuk le marchand de Smirne nagevolgd, met byvoeging van aria's, gecomponeert door Mr. J.H. Just, muziek-meester van haere koninglyke Hoogheid Mevrouwe de Princesse van Orange en Nassau, etc. etc. etc. door J.T. Neyts. Gedrukt voor den auteur (c. 1783) (un. Bibl. Amst.). Van deze opera zijn mij bekend: Overture van de koopman van Smirna voor het clavier en viool door Mr. G. Neumann (Amsterdam) (Verz. J.W. Enschedé); Vaudeville de l'opera, den coopman van Smirna in: Troisieme recueil d'ariettes arrangés pour le sixtre ou guitarre angloise .... par D.L. van Dijk (Amst.) 25; Aria: Ah' qu'il est beau (in Journal d'Amsterdam I, 5); Aria: Hoe schoon, hoe lieflijk is de morgen-Duetto; Ons heil is ongemeen, zang met B.C. (Amst.) (Verz. J.W. Enschedé); Terzetto in den Smirnschen koopman; Vergeet in mijnen arm 't verdriet - Aria; Schooner is het roosje niet Zang met B.C. (Amst.) (Verz. J.W. Enschedé); Duetto in den Smirnschen koopman; kom ga met mij! Wat razernij, Zang met B.C. (Amsterd.) (verz. J.W. Enschedé); Vaudeville: Wat is het schoon. Zang met B.C. - Choor: Zijt ge allen niet uit eenen stam gerezen (Amst.) (un. bibl. Amst.). Zie: Burney, Dagboek vert. door J.W. Lustig (Gron. 1786) 416; Verschuere Reynvaan, Kunstwoordenboek (1795) 614; Gerber, Neues Lexikon der Tonkünstler (1812) II, 812; Caecilia 1849, 174; 1853, 190; Gregoir, Biographie des artistes-musiciens néerlandais (1864) 81, 100; Bouwsteenen reg.; Staats Evers, Het St.-Caecilia concert te Arnhem (1874) 62; van der Straeten, La musique aux Pays Bas IV, 387 vlg.; Mendel, Musikalische Conversations-Lexikon (1880) V, 512; Viotta, Lexicon der toonkunst (1883) II, 236; Cat. v.d. Bibl. der Mij. tot bevord. d. toonkunst en der Ver. voor Noord-Nederl. muziekgesch. (1884) 114, 115; Eitner, Quellen-Lexicon V (1901) 312; Wotquenne, Cat. d.l. Bibl. du conservatoire royal de Bruxelles (1902) II, reg.; Tijdschr. Muziekgeschied. VIII (1908) 276; Scheurleer, Het muziekleven (1909) 101-2. Enschedé |
|