[Janssenius, Dominicus]
JANSSENIUS. (Dominicus), Janssen of Janssenboy, dominicaan, geb. te Zierikzee, gest. 15 Maart 1647, broeder van den voorg. en de 2 volgenden. Hij trad te Antwerpen in de orde en werd in 1623 met zijn broeder Nicolaas door de Congregatie der Propaganda naar Hamburg gezonden. Vertrouwend op de aanbevelingsbrieven van Philips III van Spanje en Albertus van Oostenrijk, zich sterk wanend door keizerlijke bevelschriften, trachtte hij zich te Hamburg te vestigen en eene katholieke gemeente te stichten, doch de predikanten, en onder dezen Johann Müller, verwekten door preeken en libellen zulk een heftige opschudding, dat de senaat den kloosterling op den duur niet kon handhaven en gedwongen werd in 1634 hem een langer verblijf in de stad te ontzeggen. Pater D. Janssenboy vertrok naar Antwerpen en van daar naar Amsterdam, waar hij in het kerkhuis op het Singel (het Torentje) zijne overige dagen in de geestelijke bediening doorbracht.
Hij schreef: Tractatus de Jejunio, in het duitsch tegen de lutheranen; Scriptor veridicus Christianae Confraternitatis gloriosissimi Nominis Dei; Davidicum gloriosissimi Nominis Dei officiolum (Hamburg 1634).
Zie: B. de Jonghe, Belgium Dominicanum 233; L. Dreves, Geschichte der kath. Gemeinde zu Hamburg und Altona (Schaffhausen 1866) 47; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I, 48; Moller, Cimbria lit. II, 397.
G.A. Meijer