Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1149]
| |
bestrijding van de onverdraagzaamheid zoowel bij doopsgezinden als gereformeerden. Waarschijnlijk behoorde hij tot de gemeente der friesche doopsgezinden te Amsterdam, maar hij is uitgebannen, omdat hij buiten de gemeente getrouwd was. In 1591 of 1592 verscheen van zijne hand: Eene grondelijcke verclaringhe van den echtelijcken staet, waarin in een gesprek tusschen Titus en Timotheus wordt betoogd, dat het volstrekt geen zonde is een ongeloovig persoon te trouwen, nog veel minder een vrome persoon, die buiten de kerk staat. De uitgaaf van dit boekje werd bezorgd door zijn vriend Robbert Robbertsz. omdat de schrijver ‘niet by der handt en was’. Waarschijnlijk was hij een zeeman; in het Schriftuerlijck Lied-Boecxken, dat achter de Verclaringhe gevoegd is en aan Robbert R. is opgedragen, komt een gedicht voor, waarvan de eerste regel luidt: ‘Al ver in Ze verwoedich’, terwijl de afwijkend gedrukte beginletters den naam ‘Ael Jansdochter’ uitmaken, denkelijk de vrouw, ter wille van wie de zeevaarder zijne betrekking tot de gemeente had moeten prijsgeven. Enkele jaren later (1596) komt Honich in een pamfletje, getiteld: de gedeeltheyt der Tongen int leeren vant Ampt der Overheyt zeer beslist voor den dag als ‘neutralist’ d.i. iemand, die niet een bepaalde kerk voor de eenige ware houdt, maar alle christenen als zijne broeders beschouwt en van onderzoek naar eens anders geloof, zoowel als van geloofsvervolging een grooten afkeer heeft; een standpunt, dat hij zelf in een paar toevoegsels tot zijn boekje nader toegelicht heeft, en dat na een paar jaren door Robbert Robbertsz. nog uitvoeriger uiteengezet is. Van de eerste jaren der 17e eeuw hebben we nog een paar pamfletten van hem, die ook door hun pakkende titels veel opgang gemaakt hebben. De Christalijnen bril, tegen de friesche predikanten Geldorp en Bogerman gericht die op geloofsvervolging door de overheid hadden aangedrongen, verscheen in 1602, en werd na des schrijvers dood in 1612 nog eens herdrukt. In hetzelfde jaar 1602 schreef hij ook: Eenen swerten Treckplaester, op dat schrickelijcke gheswel van G. Boot; dit gezwel was een pamflet dat ook weer naar vervolging dreef. Honich gaf dit boekje niet in druk, maar in 1605 werd het door eenige vrienden uitgegeven; zij verontschuldigen zich hiervoor in een voorrede waaruit schijnt te blijken dat Honich lijdende was, althans zelf van krachtig handelen had afgezien. Denkelijk is hij niet lang daarna gestorven. Zie: C.P. Burger Jr., Amsterdamsche rekenmeesters en zeevaartkundigen in de 16e eeuw (de Amst. boekdrukkers III) 56-59, 64-66, 72, 87-91, 94-96, 123-126. Burger |
|