Kouwenberg, D. van der Steen, A. Hoffmann enz.
Zie: Ned. Leeuw, Mei 1911.
Zijn zoon (2) en naamgenoot, Mr. Johan Frederik, uit het 2e huwelijk, ged. te Rotterdam 26 Juni 1759, begr. aldaar 21 Mei 1825, werd 10 Sept. 1777 als student in de rechten te Leiden ingeschreven en promoveerde aldaar. Eerst vestigde hij zich te Amsterdam, maar werd in 1790 chef van de ijzerzaak te Rotterdam. De omwenteling bracht hem in 1795 in de stedelijke regeering. Hij begon zijn loopbaan als provisioneele raad; van 1803-1824 heeft hij zitting gehad in het college van de vroedschap of den raad, wethouder was hij van 1803-1804 en van 1808-1811. Bovendien was hij van 1790 tot zijn dood directeur der Maatschappij van Assurantie enz. te Rotterdam; hij werd als zoodanig door zijn zoon opgevolgd (tot 1870). Hij huwde eerst te Haarlem 27 April 1783 met Anna Henriëtte van Eys, daarna te Utrecht 29 Jan. 1790 met Catharina Frederica Cornelia Hangest d'Yvoy.
Zijn gelijknamige zoon (3) geb. te Rotterdam 7 Jan. 1791, overl. aldaar 16 Aug. 1870, werd tot raadslid benoemd in 1824, wat hij tot 1866 bleef; van 1824-42 en van 1844-45 was hij wethouder, van 1845-66 burgemeester. Tijdens zijn burgemeesterschap heeft de stad zich uitgebreid en is Feijenoord in exploitatie genomen. Bij gelegenheid van zijn 50-jarig huwelijksfeest bleek door het aanbieden van een kostbaar geschenk, hoe de burgerij hem waardeerde. Tevens werd toen een Huldezang gedicht door H. Maronier, op muziek gezet door A.W.A. Heyblom. Hij was lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland. Hij huwde te Rotterdam 2 Aug. 1815 met Anna Jozina van der Pot.
Zijn door R. van Eysden geschilderd portret is in het Museum Eoijmans te Rotterdam.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I.
Moquette